In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, bestaande uit meerdere maatschappen en een aantal natuurlijke personen, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Royal Bel Leerdammer BV. De zaak betreft een geschil over de melkprijs die tussen partijen is overeengekomen. Op 7 augustus 2019 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen, waarin enkele beslissingen zijn genomen over de omvang en berekening van de melkprijs. Royal Bel Leerdammer heeft verzocht om tussentijds hoger beroep van dit tussenvonnis toe te staan, omdat zij van mening is dat het vonnis op een onjuiste feitelijke grondslag berust en dat het openstellen van tussentijds hoger beroep doelmatig is. Eisers daarentegen zijn van mening dat er onvoldoende grond is voor het toestaan van tussentijds hoger beroep en vrezen dat dit het proces zal vertragen.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het maken van concrete berekeningen van de melkprijs een aanzienlijke investering in tijd en kosten met zich kan brengen, vooral gezien het grote aantal eisers en de lange periode waarop de vordering betrekking heeft. De rechtbank oordeelt dat het in dit geval beter is om de discussie over de melkprijs in hoger beroep te laten uitkristalliseren voordat partijen overgaan tot het maken van de benodigde berekeningen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek van Royal Bel Leerdammer om tussentijds hoger beroep toe te staan. De rechtbank heeft bepaald dat van het tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, ondanks dat de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep inmiddels is verstreken. Royal Bel Leerdammer wordt verzocht om schriftelijk mee te delen of zij hoger beroep heeft ingesteld tegen het tussenvonnis, waarna de zaak naar de rol zal worden verwezen voor verdere behandeling.