Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding met producties van 26 september 2019;
- het herstelexploot (wijziging juridische grondslag voor afsluiten nutsvoorziening) van 14 oktober 2019;
- het schriftelijke antwoord van [gedaagde] , waarin zij om uitstel verzoekt;
- het aanvullende schriftelijke antwoord van [gedaagde] met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] met producties;
- de akte uitlating van Evides met een productie.
2..De vaststaande feiten
€ 79,56 aan hoofdsom, verschenen rente en kosten.
3..De vordering
4..De beoordeling
€ 83,62 aan Evides diende te betalen, namelijk € 39,84 aan eindafrekening over 2018 en
€ 43,78 aan voorschot over het eerste kwartaal van 2019.
25 maart 2019 door Evides zijn afgeboekt op de betalingsverplichting die voortvloeit uit het verstekvonnis. [gedaagde] voert aan dat alle betalingen dienen te worden afgeboekt op haar betalingsverplichtingen uit 2019. [gedaagde] heeft daartoe onbetwist gesteld dat zij alle betalingen ten aanzien van het verstekvonnis diende te verrichten aan de gemachtigde van Evides. Aangezien onbetwist is dat de betalingen van januari, februari en maart zijn verricht aan Evides ‘zelf’, dienen deze naar het oordeel van de kantonrechter, conform de stelling van [gedaagde] , te worden afgeboekt op haar betalingsverplichtingen uit het jaar 2019. Temeer nu uit de veertiendagenbrief en de aanmaning van 16 februari 2019, die Evides bij conclusie van repliek heeft overgelegd, volgt dat Evides deze betalingen eerst ook heeft aangemerkt als betalingen ten aanzien van de facturen van januari 2019 en deze pas later heeft ‘omgeboekt’ naar de betalingsverplichting uit hoofde van het verstekvonnis.