4.3.2Hypotheekpremies
De man vordert € 10.860,60. Hij stelt dat hij in de periode van 5 december 2016 tot 16 april 2018 in totaal € 21.721,21 aan hypotheekpremie heeft betaald. Hij vordert de helft van dit bedrag van de vrouw op grond van redelijkheid en billijkheid. De vrouw betwist dat de man dit bedrag heeft betaald.
Indien de man uit eigen vermogen de hoofdsom van de lening heeft afgelost, is daarmee het vermogen van partijen toegenomen. De vrouw dient in dat geval de helft van het betaalde aan de man terug te betalen. Betaalde rente betreft vergoeding voor het lenen en is niet vermogensvormend.
Uit de door de vrouw overgelegde e-mail van de bank (prod. 6 antwoord in reconv) blijkt dat de betalingsachterstand is verrekend bij de overdracht van de woning. Voor zover dit het geval is geweest, is er niet betaald uit het vermogen van de man.
De man wordt in de gelegenheid gesteld gegevens over te leggen, waaruit blijkt dat hij in de periode van 5 december 2016 tot 16 april 2018 de lening heeft afgelost (met andere woorden: alleen de aflossingen en niet de betaalde rente). In hoeverre in de alimentatieberekening rekening is gehouden met hypotheeklasten is in dit verband niet van belang. Bij alimentatie gaat het om inkomen en hier gaat het om vermogen.
4.3.3Gebruikerslasten
Vast staat dat de man ten behoeve van de huishouding van de vrouw de volgende lasten heeft voldaan:
- de gemeentelijke belastingen over 2017, € 396,--
(prod. 13 conclusie van antwoord in conv);
- de gemeentelijke belastingen over 2018, € 471,--
(prod. 13 conclusie van antwoord in conv);
- de waterschapsbelasting, € 60,63
(prod. 13 conclusie van antwoord in conv);
- stroom en gas (Eneco), € 708,14
(prod.14 conclusie van antwoord in conv);
- telefoon, televisie en internet (KPN), € 952,80
(prod. 15 conclusie van antwoord in conv);
- water (Vitens), € 117,51
(prod. 16 conclusie van antwoord in conv).
Het gaat om verplichtingen die door partijen gezamenlijk zijn aangegaan. Zij zijn dus hoofdelijk aansprakelijk voor deze schulden (art 6:7 BW). De man heeft een vordering op de vrouw, indien hij meer heeft betaald dan zijn eigen aandeel (art. 6:10 lid 1 BW). De betalingen zijn allemaal gedaan in de periode dat de vrouw in de woning woonde en de man niet. Het aandeel van de vrouw moet dus gesteld worden op 100%. Deze bedragen moet de vrouw dus aan de man betalen. Een uitzondering hierop vormen de gemeentelijke belastingen. Het eigenaarsdeel is ook door de man verschuldigd. Daarvan dient hij de helft te dragen. De rechtbank stelt het aandeel van de man voor de gemeentelijke belastingen over 2017 en 2018 op € 250,--.
De vrouw is dus in totaal aan gebruikerslasten € 2.456,08 (€ 2.706,08 -/- € 250,--) aan de man verschuldigd. De vrouw heeft nog aangevoerd dat zij niet alleen in de woning heeft gewoond, maar ook de kinderen en de moeder van de man. Dit is geen reden om de man haar lasten te laten betalen. Als de vrouw dat nodig vindt, kan zij vragen aan haar huisgenoten om mee te betalen.
Nu alle betalingen vast staan heeft de man geen belang meer bij overlegging van stukken. De vordering ex artikel 843a Rv zal dus worden afgewezen.
4.3.4Non-conformiteit
Vast staat dat beiden in rechte zijn betrokken door de kopers van de woning.
De man vordert dat in feite dat de vrouw hem moet vrijwaren van al deze aanspraken. Hij stelt het volgende. De vrouw verbleef in de woning en zij had de kopers moeten wijzen op de zichtbare lekkage in de serre. Op grond van de redelijkheid en billijkheid moet zij dan ook het risico dragen in deze procedure. Als zij het gebrek had gemeld, waren de kosten niet zo opgelopen.
Uitgangspunt is dat beide verkopers jegens de koper hoofdelijk aansprakelijk zijn, indien de woning niet voldoet aan de overeenkomst. Verkopers onderling moeten zich ten opzichte van elkaar gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 1 BW). Als juist is dat de vrouw een gebrek kende, maar heeft verzwegen, terwijl de man dit gebrek niet kende (of kon kennen), brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat de vrouw de rechtsgevolgen hiervan dient te dragen.
Uit de stellingen van de man volgt dat hij zelf ook kon weten dat er lekkage was geweest. Hij stelt dat de lekkage zichtbaar was (proces-verbaal) en dat hij een week voor de levering in de woning is geweest (conclusie van antwoord in conv, onder 56). Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat alleen de vrouw de rechtsgevolgen van de lekkage en/of het verzwijgen ervan dient te dragen.
De vordering van de man dat de vrouw zal moeten voldoen aan een eventuele veroordeling in de non-conformiteitsprocedure moet dus worden afgewezen.