In deze zaak vordert de huurder, [eiser], van de Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) in kort geding de verwijdering van schimmel in zijn woning en een voorschot op schadevergoeding wegens lekkage. De huurder stelt dat er sprake is van gebrekkig onderhoud door Woonstad, die volgens hem niet adequaat heeft gereageerd op meldingen van wateroverlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder sinds maart 2010 een woning huurt van Woonstad en dat er in september 2019 meldingen zijn gemaakt van lekkage door de onderburen. Woonstad heeft daarop actie ondernomen, maar de huurder heeft geweigerd om de door Woonstad aangeboden bouwdrogers te laten plaatsen, wat heeft geleid tot een vertraging in het herstel van de schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.