ECLI:NL:RBROT:2020:5480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
8547694 VV EXPL 20-213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van schimmel en schadevergoeding door huurder wegens lekkage

In deze zaak vordert de huurder, [eiser], van de Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) in kort geding de verwijdering van schimmel in zijn woning en een voorschot op schadevergoeding wegens lekkage. De huurder stelt dat er sprake is van gebrekkig onderhoud door Woonstad, die volgens hem niet adequaat heeft gereageerd op meldingen van wateroverlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder sinds maart 2010 een woning huurt van Woonstad en dat er in september 2019 meldingen zijn gemaakt van lekkage door de onderburen. Woonstad heeft daarop actie ondernomen, maar de huurder heeft geweigerd om de door Woonstad aangeboden bouwdrogers te laten plaatsen, wat heeft geleid tot een vertraging in het herstel van de schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8547694 VV EXPL 20-213
uitspraak: 29 juni 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende in [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L. van der Wijngaart
tegen
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
gemachtigde mr. S. Dik.
Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “Woonstad” genoemd.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de (concept-)dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de nagekomen productie 17 van [eiser] ;
  • de pleitnota van mr. Van der Wijngaart.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via beeld- en geluidverbinding.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds maart 2010 van Woonstad de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). De woning is een appartement in een afgesloten portiek.
2.2.
Op 24 september 2019 hebben de onderburen van [eiser] melding gemaakt bij Woonstad van een lekkage in hun woning. Woonstad heeft aannemingsbedrijf Huizerbouw opdracht gegeven onderzoek te doen naar deze lekkage.
2.3.
Op 13 november 2019 heeft [eiser] gebeld met Woonstad. In de belnotitie die Woonstad van dit gesprek heeft gemaakt staat het volgende:
“Binnen de woning/Meterkast/CV-ketel/Riolering --Lekkage komt vermoedelijk vanuit waterleding.
Bewoner ziet zelf geen zichtbare lekkage in de woning, wel in de bergingsruimte.
[…]”
2.4.
Eind november 2019 heeft [eiser] bij thuiskomst na een aantal dagen afwezigheid geconstateerd dat er een laag water in een deel van zijn woning stond.
2.5.
Op 2 december 2019 heeft mevrouw [naam persoon 1] , medewerker technisch beheer bij Woonstad, een huisbezoek aan [eiser] gebracht. Bij e-mail van 2 december 2019 heeft mevrouw [naam persoon 1] onder andere het volgende aan [eiser] geschreven:
“[…] Morgen, 3 december, om 8.00 uur zal de loodgieter de oorzaak van de lekkage (een defect in de waterleiding) komen herstellen. Tevens zullen de vakmannen van de firma Huizerbouw drogers komen plaatsen die ervoor moeten zorgen dat de woning geforceerd gedroogd gaat worden. Wij adviseren u uw vloerafwerking te verwijderen voor het behalen van het optimale resultaat in een zo kort mogelijke periode.
De elektrakosten die de drogers verbruiken zullen aan u worden gecompenseerd.
Wij adviseren u, als u verzekerd bent, de schade aan uw inboedel in te dienen bij uw verzekering. […]”
2.6.
Op 4 december 2019 is de lekkage, die zich in de waterleiding in de betonnen vloer van de keuken bevond, gedicht en is een deel van het leidingwerk vervangen en omgelegd.
2.7.
Bij e-mail van 17 december 2019 heeft mevrouw [naam persoon 1] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“[...] Woonstad Rotterdam heeft u meermaals aangeboden bouwdrogers te laten plaatsen in uw woning met de toezegging dat Woonstad Rotterdam de elektrakosten compenseert, maar dat heeft u tot op heden nog steeds afgewezen daar u van mening bent dat Woonstad Rotterdam uw vinyl moet verwijderen. Zoals eerder aangegeven zullen wij dit niet voor u uitvoeren daar het vinyl geen onderdeel van de opstal is maar uw eigendom is en dus inboedel.
Wij adviseren u de drogers te laten plaatsen, het liefst is daarbij het vinyl ook verwijderd om het optimale resultaat te behalen zodat de woning gedroogd kan worden. Nadat de woning droog is kan Woonstad Rotterdam de schade aan de opstal verhelpen. […]”
2.8.
Dekra heeft op 11 december 2019 in opdracht van Woonstad de schade opgenomen. Bij brief van 19 december 2019 heeft zij, voor zover relevant, het volgende aan Woonstad bericht:
“[…]Als gevolg van het uitgestroomde water raakten vloerbedekking en muren
beschadigd. Wij vermoeden dat na het drogen van de woning de tapijt vloerbedekking in de slaapkamers en de woonkamer gereinigd kunnen worden. Het vinyl in de gang en de keuken zal vervangen moeten worden. Daarnaast ontstond er schade aan de muren in de kleine slaapkamer, een kleine muur in de keuken en de muur in de woonkamer. In de kleine slaapkamer is sprake van schimmelvorming op de muren. Dit zal behandeld moeten worden. Bij de schadevaststelling hebben wij een aftrek toegepast in verband met optredende verbeteringen.
Bewoner claimt tevens schade aan het bed in de vorm van stank, schoenen omdat deze zouden gaan schimmelen, kleding zou zijn gaan stinken en de eetkamerstoelen die op termijn zouden gaan oxideren, waardoor in een later stadium hieraan schade zou ontstaan. Wij hebben geen zichtbare schade geconstateerd aan de hierboven genoemde inboedel. Slechts een paar schoenen toonde schade. Deze hebben wij opgenomen op basis van dagwaarde. Als er al stank in de kleding en het bed is getrokken, zijn wij van mening dat dit eveneens gereinigd kan worden. Wij hebben hier kosten voor reiniging voor opgenomen.
Schaderubriek
Op basis van
Bedrag
Herstelkosten
Herstel door (erkend)
758,38
Reinigingskosten
reparateur
Herstel door (erkend)
330,00
Vervangingskosten
reparateur en eigen beheer
Dagwaarde
210,00
Totaal
Incl. btw EUR
1.298,38
Hoewel bewoner bekend is met het vocht in de woning, heeft hij ons inziens geen actie ondernomen om schade te beperken.
Daarnaast worden er zaken geclaimd waaraan wij geen schade hebben geconstateerd. Wij hebben deze zaken buiten beschouwing gelaten.[…]”
2.9.
Op 20 februari 2020 zijn bouwdrogers geplaatst. Op 10 maart 2020 is de vloerbedekking gedeeltelijk van de vloer verwijderd door Woonstad en op 13 maart 2020 zijn de bouwdrogers weer weggehaald
.De woning is inmiddels droog.
2.10.
In de woning is sprake van schimmelvorming en andere vochtschade.
2.11.
Bij brief van 7 mei 2020 heeft [eiser] Woonstad aangesproken tot vergoeding van de gevolgschade.
2.12.
Woonstad heeft op 9 juni 2020 een bedrag van € 1.298,38 aan [eiser] betaald.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert Woonstad bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
- om binnen één week na dit vonnis de schimmel in het gehuurde deugdelijk te laten verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
- om binnen één week na dit vonnis een bedrag van € 4.500,- aan [eiser] te betalen als voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019;
- om binnen twee dagen na dit vonnis een bedrag van € 480,- aan buitengerechtelijke kosten aan [eiser] te betalen;
- in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat Woonstad aansprakelijk is voor de gevolgschade als gevolg van de lekkage van de waterleiding, omdat sprake is van gebrekkig/achterstallig onderhoud van het leidingwerk en/of van het niet frequent uitvoeren van controles van het leidingwerk. Woonstad was op de hoogte van de gebrekkige staat van het leidingwerk. Woonstad heeft nagelaten tijdig en adequaat te reageren op de verschillende meldingen die [eiser] en zijn buren hebben gedaan bij Woonstad.
3.3.
Woonstad voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, hierna ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Woonstad dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. [eiser] heeft, door te stellen dat sprake is van vochtproblematiek in de woning die hem beletten in de woning te verblijven, voldoende aangevoerd om een spoedeisend belang bij zijn vordering aan te nemen. [eiser] is in zoverre dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of een ordemaatregel is vereist en of aannemelijk is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om in kort geding daarop vooruit te lopen. [eiser] vordert onder andere een voorschot op schadevergoeding. Bij een geldvordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter moet daarbij niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eisende op de gedaagde partij aannemelijk is maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen zal ook betrokken moeten worden de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (het restitutierisico).
4.3.
Uit de stellingen van [eiser] wordt afgeleid dat hij Woonstad aansprakelijk houdt voor de schade die hij stelt te lijden op grond van artikel 7:208 BW. Voor aansprakelijkheid op grond van dit artikel, moet eerst vast staan dat sprake was van een gebrek aan de woning in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere aan de huurder niet toe te rekenen omstandigheid waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. Tussen partijen staat vast dat er een lekkage is ontstaan in de waterleiding waardoor er water in de woning is komen te staan. Hierdoor was sprake van een situatie dat het gehuurde niet langer het genot aan [eiser] kon verschaffen dat hij van het gehuurde mocht verwachten; een gebrek dus.
4.4.
Woonstad is alleen aansprakelijk voor de schade als gevolg van dit gebrek als haar een verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van het gebrek of het niet tijdig verhelpen daarvan. Er is geen sprake van risicoaansprakelijkheid, zoals kan worden afgeleid uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:208 BW.
4.5.
[eiser] stelt in de eerste plaats dat Woonstad een verwijt valt te maken, omdat sprake is van gebrekkig/achterstallig onderhoud van het leidingwerk en/of van het niet frequent uitvoeren van controles van het leidingwerk. Woonstad heeft dit gemotiveerd betwist.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat de lekkage is opgetreden in een waterleiding die zich in de betonnen vloer bevond. [eiser] stelt dat Woonstad gehouden was deze leiding (frequent) te controleren en/of te onderhouden, maar heeft onvoldoende onderbouwd dat dit mogelijk is bij een in de constructie van een gebouw verwerkte waterleiding. Ook heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de lekkage voorkomen had kunnen worden als de waterleiding frequent was gecontroleerd of onderhouden (wat hier ook onder moet worden verstaan). Uit hetgeen [eiser] verder stelt, wordt afgeleid dat hij zich op het standpunt stelt dat er voor Woonstad concreet aanleiding was de waterleidingen in het hele gebouw te controleren, omdat één van de buren van [eiser] , mevrouw [naam persoon 2] , in het verleden ook te maken heeft gehad met een gesprongen waterleiding. Voor zover dit al het geval is (Woonstad heeft verklaard niet bekend te zijn met een lekkage bij mevrouw [naam persoon 2] ), dan is dit onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het leidingwerk in het hele pand gebrekkig was en dat Woonstad hiervan op de hoogte was, althans had moeten zijn, en actie had moeten ondernemen.
4.7.
[eiser] verwijt Woonstad ook dat zij heeft nagelaten tijdig en adequaat te reageren op de wateroverlastmeldingen van [eiser] en zijn buren. [eiser] stelt dat hij en andere huurders al vanaf ongeveer maart 2019 bij Woonstad hebben geklaagd over water in het portiek. Woonstad betwist dit. Met de overlegging van de verklaringen van mevrouw [naam persoon 2] , die het heeft over meldingen ‘in de maanden’ voor de lekkage in de woning van [eiser] in november en de verklaring van de heer [naam persoon 3] , die verklaart dat hij vanaf oktober 2019 water in het portiek heeft gezien, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij en/of andere huurders al vanaf maart 2019 bij Woonstad hebben geklaagd over wateroverlast in het portiek, voor zover dit al te maken zou hebben met de uiteindelijke lekkage van de waterleiding in de woning van [eiser] .
4.8.
Woonstad voert aan dat zij op 24 september 2019 een melding heeft ontvangen van de onderburen van [eiser] over een lekkage in hun woning en dat zij aannemingsbedrijf Huizerbouw opdracht heeft gegeven om onderzoek naar (de locatie van) deze lekkage. Dat [eiser] toen nog geen wateroverlast in zijn woning had, kan worden afgeleid uit de notitie van Woonstad van het telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden op 13 november 2019, waarin staat dat op dat moment alleen een lekkage in de berging zichtbaar was.
Pas eind november 2019 was sprake van een ernstige lekkage in de woning van [eiser] . [eiser] stelt dat Woonstad toen niet adequaat heeft gereageerd. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Mevrouw [naam persoon 1] is op 2 december 2019 in de woning van [eiser] geweest en heeft toen toegezegd dat de volgende morgen een loodgieter zou komen om de lekkage te verhelpen en dat er bouwdrogers geplaatst zouden worden om de woning adequaat te drogen. Zij heeft [eiser] geadviseerd de natte vloerbedekking weg te halen, zodat de woning zo snel mogelijk zou drogen. [eiser] heeft dit niet gedaan, met een beroep op zijn gezondheid. Uit de e-mail van mevrouw [naam persoon 1] van 17 december 2019 is af te leiden dat [eiser] niet akkoord ging met plaatsing van de bouwdrogers, voordat de vloerbedekking door Woonstad was verwijderd. Het verwijderen van de vloerdekking was echter geen taak van Woonstad maar van [eiser] . Voor zover het voor hem niet mogelijk was dit zelf te doen, had het op zijn weg gelegen hulp van derden in te roepen. Door de weigering van [eiser] om zijn vloerbedekking te verwijderen en de bouwdrogers te laten plaatsen, is een patstelling ontstaan en heeft het tot februari 2020 geduurd voordat de bouwdrogers uiteindelijk in de woning konden worden neergezet. Aannemelijk is dat doordat de woning lange tijd vochtig bleef, de schimmel is ontstaan, althans is verergerd. Omdat de bouwdrogers nauwelijks effect hadden, is Woonstad in februari 2020 toch maar overgegaan tot het verplaatsen van de inboedel die nog op de natte vloer stond, het verwijderen van het vinyl en het omslaan van de vloerbedekking, zodat de woning alsnog deugdelijk kon worden gedroogd. Woonstad heeft op die manier gedaan wat van haar verwacht mocht worden in de gegeven omstandigheden. Het is dan ook niet de verwachting dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Woonstad valt te verwijten dat zij na de lekkage in de woning niet voortvarend en adequaat genoeg heeft gehandeld.
4.9.
[eiser] stelt dat Woonstad de indruk heeft gewekt dat zij de afwikkeling van de gevolgschade tot haar verantwoordelijkheid rekende. Het enkele feit dat Woonstad Dekra heeft ingeschakeld om de schade vast te stellen en [eiser] erop heeft gewezen dat hij Woonstad aansprakelijk kon stellen voor zijn schade, is onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Woonstad hiermee impliciet aansprakelijkheid voor de gevolgschade heeft erkend of bij [eiser] het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat zij alle gevolgschade voor haar rekening zou nemen.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in deze procedure niet aannemelijk is geworden dat Woonstad aansprakelijk is voor de gevolgschade van [eiser] als gevolg van de lekkage. Dat sprake is van onverwijlde spoed is evenmin gebleken, aangezien de oorzaak van de vocht- en schimmelproblematiek in de woning is verholpen en aannemelijk is dat de schimmel, met adequate middelen, toch tamelijk eenvoudig door [eiser] of door hem in te schakelen hulp kan worden verwijderd. Bovendien heeft Woonstad de schade die Dekra kort na de wateroverlast heeft vastgesteld, € 1.298,38, inmiddels vergoed, zodat [eiser] dit kan gebruiken voor het verhelpen van de meest spoedeisende problemen. Gelet op dit alles, waarbij ook rekening wordt gehouden met het restitutierisico dat aanwezig wordt geacht, worden de vorderingen afgewezen.
4.11.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5. De beslissing

De kantonrechter,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld € 721,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424