ECLI:NL:RBROT:2020:5464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596814 / FA RK 20-3543
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënt

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een verstandelijke handicap en een autisme spectrumstoornis, verblijft momenteel in ASVZ, locatie Mathildestraat te Rotterdam. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt, als gevolg van zijn aandoeningen, leidt tot ernstig nadeel voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De cliënt heeft problemen met sociale interactie en communicatie, en zijn situatie is verstoord. Ondanks zijn wens om thuis bij zijn moeder te wonen, heeft de rechtbank geoordeeld dat voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar, en de rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van één jaar, tot en met 2 juni 2021.

De beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en op 8 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596814 / FA RK 20-3543
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in ASVZ, locatie Mathildestraat te Rotterdam,
advocaat mr. M. Nieuwendijk te Almere.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 19 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 2 februari 2016;
 de verklaring van [naam arts] , arts, van 30 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 30 april 2020;
 het zorgplan van 20 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam teamleider] , teamleider, en [naam orthopedagoog] , orthopedagoog, beiden verbonden aan ASVZ;
 [naam curator] , curator van cliënt,
 [naam broer cliënt] , broer van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Bij beschikking van 18 februari 2020 heeft deze rechtbank op grond van artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen een machtiging tot voortgezet verblijf verleend tot en met 7 juni 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 van de Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een machtiging tot opname en verblijf. Op grond van artikel 39 lid 5 van de Wzd kan de rechter een eerstvolgende machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en een autisme spectrumstoornis.
2.4.
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in de situatie dat de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar is en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Voorts is er een ernstig verstoorde ontwikkeling voor cliënt. Cliënt is al geruime tijd woonachtig in de accommodatie. Hij heeft problemen in de sociale interactie, communicatie en (sociale) verbeelding. Hij is zeer beïnvloedbaar. Cliënt weet niet hoe hij zijn leven op de goede manier moet inrichten. Door de structuur in zijn woonsituatie gaat het goed met hem. Cliënt wil zelf thuis bij zijn moeder wonen. Nu gaat hij alleen in de weekenden naar huis. In het verleden zijn de bezoeken uitgebreid. Voor zijn omgeving is het moeilijk gebleken hem daarin te ondersteunen. Het was moeilijk cliënt, na bezoek aan zijn familie, weer aan het werk te krijgen. Ook kwam hij terug met meerdere simkaarten op zak en grote bedragen geld waarvan de begeleiding niet wist waar het vandaan kwam. Verhuizen naar een andere plek is ten nadele van betrokkene zelf, zijn ziektebeeld is blijvend en onveranderd, er is geen plek die beter aansluit dan de plek waar cliënt op dit moment verblijft.
De rechtbank is van oordeel dat ook oudere incidenten meegewogen kunnen en moeten worden bij de vraag of er sprake is van ernstig nadeel. Een voorbeeld daarvan is de brandstichting uit 2013 die cliënt deed omdat hij daartoe werd aangezet. Dat is weliswaar lang geleden, maar uit het dossier blijkt dat cliënt nog steeds zeer beïnvloedbaar is. De verstandelijke handicap is niet weg en dat maakt dat ook oudere incidenten die onder invloed van die handicap hebben plaatsgevonden, relevant zijn.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Door cliënt en zijn broer is aangevoerd dat cliënt beter tot zijn recht zou komen als hij thuis (en niet meer op de Mathildestraat) zou verblijven en dat daarmee het nadeel zou worden ondervangen. Gelet op het voorgaande en de verklaring van de orthopedagoog dat cliënt intensieve begeleiding nodig heeft die niet thuis gegeven kan worden, is de rechtbank van oordeel dat dit geen optie is.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Cliënt wil graag thuis bij zijn moeder wonen. Zonder machtiging geeft hij aan dat hij gelijk zal vertrekken.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van één jaar.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 juni 2021.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 8 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.