Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Voorts is er sprake van ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met haar gedrag agressie van anderen oproept.
Betrokkene is tussen 21 maart 2020 en 2 april 2020 vrijwillig opgenomen geweest. Op 23 april 2020 is zij opnieuw opgenomen met een crisismachtiging. Deze opnames vonden plaats naar aanleiding van incidenten waarbij betrokkene zichzelf in (ernstig) gevaar heeft gebracht. Betrokkene heeft zich alleen naakt in een bos begeven en heeft verontrustende uitspraken gedaan die wijzen op psychotische beleving van betrokkene. Zo zou zij in een traject zitten en door een poort zijn gegaan en is zij in het bos op zoek geweest naar een pistool. Tijdens de opname is bovendien gebleken van een extreme situatie in het huis van betrokkene die kon ontstaan ondanks de ambulante zorg en de IBT-begeleiding (Intensieve Begeleiding Thuis), te weten dat het huis van betrokkene onder de ontlasting en het braaksel zat en betrokkene met poep op de muren had geschreven. Betrokkene heeft dit ter zitting ook erkend, maar zij gaf aan dat ze één en ander in negentig minuten had opgeruimd.
Er is, aldus de behandelaar, een ernstig vermoeden dat betrokkene nog steeds psychotisch is, niet zozeer door haar verbale communicatie, maar door observaties van non-verbale communicatie waarbij sprake is van het uitvoeren door betrokkene van een ritueel met bepaalde procedures en vreemde bewegingen. Maar betrokkene doet ook mededelingen omtrent telepathisch contact met een vriend in Engeland met wie ze samen een bedrijf gaat opzetten, terwijl van dat laatste geen sprake is maar wel van veel zorgen van bedoelde vriend over hoe betrokkene eraan toe is. Betrokkene geeft zelf aan dat ze erg onrustig en angstig wordt omdat ze overal coronapolitie signaleert, en dat dit bij haar traumatische herinneringen van vroeger oproept. Die situatie is ook thans nog aan de orde en vergroot de draaglast van betrokkene.
De behandelaar geeft aan dat de ontwikkeling van betrokkene tijdens de opname stil staat en dat haar toestand niet heel erg verbeterd is. Dat is een grote tegenstelling met hoe betrokkene zelf aangeeft dat het inmiddels met haar gaat, te weten, dat zij zich prima voelt, maar dat “ze” er tijdens de opname een potje van maken.
De behandelaar verklaart dat de vele diagnoses die eerder gesteld zijn, thans tijdens de opname veel meer als symptomen worden beschouwd, en dat tijdens voortgezette opname duidelijker zou moeten worden binnen welke diagnose al die symptomen vallen, en hoe er een effectieve behandeling daarvan kan plaatsvinden. Volgens de behandelaar is betrokkene erg intelligent en verbaal erg begaafd en kan zij zich mede daardoor heel goed presenteren, maar ook verbloemen wat er aan psychiatrische problematiek werkelijk aan de hand is. Tijdens de opname is er meer zicht gekomen op het steunsysteem van betrokkene en de grote zorgen die het steunsysteem van betrokkene heeft omtrent (het gebrek aan) effectiviteit en toereikendheid van de ambulante behandeling die betrokkene sinds jaren had. Ook de intensiteit van de IBT wordt betwist door het steunsysteem.
Op 21 mei 2020 heeft er tussen de behandelaar en het ambulante GGZ-team een gesprek plaatsgevonden. Het GGZ-team toonde zich verbaasd over de bevindingen tijdens de opname. De advocaat van betrokkene heeft aangevoerd dat ter zitting duidelijk is geworden dat de huidige behandelaar toen niet specifiek heeft nagevraagd of betrokkene meewerkte aan de ambulante behandeling en dat haar dat verbaast en bevreemdt. Echter, de visie van de behandelaar dat de ambulante behandeling, daargelaten of betrokkene daar al dan niet (volledig) aan meewerkte, hoe dan ook niet toereikend is geweest, is uitgebreid onderbouwd ter zitting en wordt ook ondersteund door de feiten. Daarmee is het antwoord op de vraag of betrokkene volgens de ambulante behandelaar(s) aan de (ambulante) behandeling meewerkte, in dit stadium niet van belang. De rechtbank hecht er wel aan dat middels contact met het ambulante team en het systeem van betrokkene wordt getracht om tot een beter zicht op, en betere samenwerkingsrelatie met, betrokkene te komen.