ECLI:NL:RBROT:2020:5456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596648 / FA RK 20-3476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging na voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres, die thans verblijft in de Bouman Kliniek te Rotterdam. De beschikking is het resultaat van een verzoekschrift van de officier van justitie, ingediend op 13 mei 2020, en betreft de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. K. Lammers-Roselaar, telefonisch zijn gehoord, evenals twee psychiaters en een verpleegkundige van de kliniek. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire stemmingsstoornis en dat haar gedrag, als gevolg van deze psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. De betrokkene heeft eerder vrijwillige opnames ondergaan, maar verzet zich tegen verdere opname en behandeling. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 27 november 2020, en stelt dat de behandelaar moet overwegen of een second opinion nodig is als er geen goede samenwerkingsrelatie tot stand kan komen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt op 2 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596648 / FA RK 20-3476
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman Kliniek te Rotterdam,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 13 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 11 mei 2020;
 de zorgkaart van 6 mei 2020 met bijlagen;
 het zorgplan van 6 mei 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater 2] , psychiater, en [naam verpleegkundige] , verpleegkundig specialist in opleiding, beiden verbonden aan Antes, locatie Bouman Kliniek.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 april 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 22 april 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.1.2.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten – als werkdiagnose – een bipolaire stemmingsstoornis. Er zijn eerder vele psychiatrische stoornissen gediagnosticeerd.
2.1.4.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Voorts is er sprake van ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met haar gedrag agressie van anderen oproept.
Betrokkene is tussen 21 maart 2020 en 2 april 2020 vrijwillig opgenomen geweest. Op 23 april 2020 is zij opnieuw opgenomen met een crisismachtiging. Deze opnames vonden plaats naar aanleiding van incidenten waarbij betrokkene zichzelf in (ernstig) gevaar heeft gebracht. Betrokkene heeft zich alleen naakt in een bos begeven en heeft verontrustende uitspraken gedaan die wijzen op psychotische beleving van betrokkene. Zo zou zij in een traject zitten en door een poort zijn gegaan en is zij in het bos op zoek geweest naar een pistool. Tijdens de opname is bovendien gebleken van een extreme situatie in het huis van betrokkene die kon ontstaan ondanks de ambulante zorg en de IBT-begeleiding (Intensieve Begeleiding Thuis), te weten dat het huis van betrokkene onder de ontlasting en het braaksel zat en betrokkene met poep op de muren had geschreven. Betrokkene heeft dit ter zitting ook erkend, maar zij gaf aan dat ze één en ander in negentig minuten had opgeruimd.
Er is, aldus de behandelaar, een ernstig vermoeden dat betrokkene nog steeds psychotisch is, niet zozeer door haar verbale communicatie, maar door observaties van non-verbale communicatie waarbij sprake is van het uitvoeren door betrokkene van een ritueel met bepaalde procedures en vreemde bewegingen. Maar betrokkene doet ook mededelingen omtrent telepathisch contact met een vriend in Engeland met wie ze samen een bedrijf gaat opzetten, terwijl van dat laatste geen sprake is maar wel van veel zorgen van bedoelde vriend over hoe betrokkene eraan toe is. Betrokkene geeft zelf aan dat ze erg onrustig en angstig wordt omdat ze overal coronapolitie signaleert, en dat dit bij haar traumatische herinneringen van vroeger oproept. Die situatie is ook thans nog aan de orde en vergroot de draaglast van betrokkene.
De behandelaar geeft aan dat de ontwikkeling van betrokkene tijdens de opname stil staat en dat haar toestand niet heel erg verbeterd is. Dat is een grote tegenstelling met hoe betrokkene zelf aangeeft dat het inmiddels met haar gaat, te weten, dat zij zich prima voelt, maar dat “ze” er tijdens de opname een potje van maken.
De behandelaar verklaart dat de vele diagnoses die eerder gesteld zijn, thans tijdens de opname veel meer als symptomen worden beschouwd, en dat tijdens voortgezette opname duidelijker zou moeten worden binnen welke diagnose al die symptomen vallen, en hoe er een effectieve behandeling daarvan kan plaatsvinden. Volgens de behandelaar is betrokkene erg intelligent en verbaal erg begaafd en kan zij zich mede daardoor heel goed presenteren, maar ook verbloemen wat er aan psychiatrische problematiek werkelijk aan de hand is. Tijdens de opname is er meer zicht gekomen op het steunsysteem van betrokkene en de grote zorgen die het steunsysteem van betrokkene heeft omtrent (het gebrek aan) effectiviteit en toereikendheid van de ambulante behandeling die betrokkene sinds jaren had. Ook de intensiteit van de IBT wordt betwist door het steunsysteem.
Op 21 mei 2020 heeft er tussen de behandelaar en het ambulante GGZ-team een gesprek plaatsgevonden. Het GGZ-team toonde zich verbaasd over de bevindingen tijdens de opname. De advocaat van betrokkene heeft aangevoerd dat ter zitting duidelijk is geworden dat de huidige behandelaar toen niet specifiek heeft nagevraagd of betrokkene meewerkte aan de ambulante behandeling en dat haar dat verbaast en bevreemdt. Echter, de visie van de behandelaar dat de ambulante behandeling, daargelaten of betrokkene daar al dan niet (volledig) aan meewerkte, hoe dan ook niet toereikend is geweest, is uitgebreid onderbouwd ter zitting en wordt ook ondersteund door de feiten. Daarmee is het antwoord op de vraag of betrokkene volgens de ambulante behandelaar(s) aan de (ambulante) behandeling meewerkte, in dit stadium niet van belang. De rechtbank hecht er wel aan dat middels contact met het ambulante team en het systeem van betrokkene wordt getracht om tot een beter zicht op, en betere samenwerkingsrelatie met, betrokkene te komen.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om de behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Daarom is verplichte zorg nodig.
Betrokkene verzet zich tegen verdere opname. Of betrokkene de medicatie die zij (buiten de opname) voorgeschreven kreeg en (binnen de opname) krijgt, echt inneemt, wordt betwijfeld. Mogelijk is (soms) sprake (geweest) van “doen alsof”, en (ook) hierop zou middels medische controles tijdens de opname meer zicht moeten komen.
Binnen de opname is geobserveerd dat betrokkene opnames van zichzelf maakt en deze -pikante- opnames op Instagram zet. Tijdens de zitting heeft de behandelaar om die reden gevraagd om, als gedwongen vorm van zorg, tevens op te nemen dat beperkingen mogen worden aangebracht het eigen leven in te richten. De andere, in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg, zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling eveneens besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.
De rechtbank hecht er aan op te merken dat als de behandelaar tot de conclusie komt dat een goede samenwerkingsrelatie met betrokkene niet tot stand kan komen in de setting van deze opname en dat daardoor geen effectieve behandeling mogelijk lijkt, de behandelaar na zou moeten gaan of een second opinion elders in het belang van betrokkene kan zijn en een optie is.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 november 2020.
Deze beschikking is op 27 mei 2020 mondeling gegeven door mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 2 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.