Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Stichting Fien Wonen,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Fien Wonen en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. Fien Wonen vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat de woning door de burgemeester was gesloten wegens de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid drugs. De huurster had de woning sinds 5 juni 2019 gehuurd en was niet op de hoogte van de drugs die door een ex-vriendin van haar oudste zoon in de woning waren opgeslagen. De burgemeester had de woning gesloten van 10 december 2019 tot 9 maart 2020, en Fien Wonen ontbond de huurovereenkomst buitengerechtelijk op basis van deze sluiting.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2020, die via Skype plaatsvond, werd het belang van de huurster bij behoud van de woning tegen het belang van de verhuurder bij handhaving van het zero tolerance beleid tegen drugs afgewogen. De huurster voerde aan dat zij geen overlast had veroorzaakt en dat haar jongste zoon begeleiding nodig had. Fien Wonen stelde echter dat de aanwezigheid van drugs in de woning een ernstige tekortkoming was en dat de huurster verantwoordelijk was voor wat er in haar woning gebeurde.
De kantonrechter oordeelde dat de ontruiming niet onaanvaardbaar was, gezien de ernst van de situatie en het belang van de verhuurder om de leefbaarheid in de buurt te waarborgen. De rechter wees de vordering van Fien Wonen toe en gaf [gedaagde] vier weken de tijd om de woning te ontruimen, met veroordeling van de huurster in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de strikte handhaving van het zero tolerance beleid door woningcorporaties in gevallen van drugshandel.