In deze zaak vorderde de eiser, een huurder van een flatwoning, een verhuiskostenvergoeding van € 6.095,- van zijn verhuurder, Stichting Trivire, als gevolg van renovatiewerkzaamheden die in zijn woning hadden plaatsgevonden. De renovatie vond plaats van 4 tot en met 18 september 2019, waarbij de huurder tijdelijk bij vrienden verbleef. De kantonrechter oordeelde dat de renovatiewerkzaamheden niet zodanig waren dat de huurder gedwongen was te verhuizen, maar dat er wel sprake was van bijkomende omstandigheden, zoals het feit dat de huurder als zzp'er vanuit huis werkte. De kantonrechter concludeerde dat de huurder recht had op de verhuiskostenvergoeding, omdat de renovatie zijn werkzaamheden als zzp'er belemmerde.
Daarnaast vorderde de huurder een huurprijsvermindering vanwege geluidsoverlast en hinder door de renovatiewerkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat de overlast niet zodanig was dat deze een huurprijsvermindering rechtvaardigde, aangezien de huurder rekening moest houden met de gedoogplicht voor renovatiewerkzaamheden. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de huurder niet voldoende had onderbouwd dat de schade door de verhuurder was veroorzaakt.
De kantonrechter wees de vorderingen tot huurprijsvermindering en schadevergoeding af, maar kende de verhuiskostenvergoeding toe. Trivire werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder.