ECLI:NL:RBROT:2020:5433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
10/996641-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van financieren van terrorisme wegens gebrek aan opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het financieren van terrorisme. De verdachte had via Western Union op 13 juni 2016 een bedrag van € 2.275,00 overgemaakt naar een persoon die in verband werd gebracht met terroristische activiteiten. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De verdachte verklaarde dat het geld bestemd was voor haar achternicht en dat zij niet op de hoogte was van de omstandigheden waaronder deze in Syrië verbleef. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk geld had overgemaakt met de intentie om terrorisme te financieren. De feiten waren niet bewezen, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996641-18
Datum uitspraak: 9 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 1 november 2019 en 26 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. A.M. Dingley en H.C. Vermaseren (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar en taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Feiten
Vast staat dat de verdachte via Western Union op 13 juni 2016 een bedrag van € 2.275,00 heeft overgemaakt naar [naam persoon] . Deze transactie is door Western Union als zijnde een verdachte transactie gemeld aan de Financial Intelligence Unit.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat dit geldbedrag bestemd was voor haar achternicht [naam achternicht verdachte] , dat dit geld afkomstig was van de moeder van [naam achternicht verdachte] en dat zij dit geld op 13 juni 2016 op verzoek van de moeder van [naam achternicht verdachte] via Western Union aan [naam persoon] had overgemaakt. Verder heeft zij verklaard dat zij op het moment van overboeken niet wist waar [naam achternicht verdachte] precies was en waarvoor dit geld bestemd was.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat [naam achternicht verdachte] was uitgereisd naar Syrië. Dit was de verdachte bekend. Het moet voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest onder welke omstandigheden uitreizigers in Syrië verbleven. De verdachte heeft, door een geldbedrag naar [naam achternicht verdachte] over te maken, de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld ten goede zou komen aan het verblijf van [naam achternicht verdachte] in Syrisch strijdgebied en daarmee (indirect) aan de gewapende Jihadstrijd in Syrië. Daarmee heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het financieren van terrorisme.
Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat [naam achternicht verdachte] zich had aangesloten bij Islamitische Staat (hierna: IS). IS stond op het moment van het ter beschikking stellen van het geld vermeld op zowel de VN-Sanctielijst als op de EU-Sanctielijst. Dat maakt dat er sprake is van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2 van de Sanctiewet 1977.
Oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat geen bewijs dat de verdachte opzettelijk geld heeft overgemaakt naar [naam achternicht verdachte] die was aangesloten bij IS. De omstandigheden waaronder de verdachte de money transfer op 13 juni 2016 heeft verricht waren ook niet van dien aard dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verstrekte gelden werden aangewend voor het plegen van daden van terrorisme. De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn dan ook niet bewezen.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 1
juli 2016 te Tilburg en/of elders in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of
Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan wel
opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad en/of aan (een) ander(en) heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het
plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157 en/of
176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van
en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van
Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a
en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding
van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van
Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte alstoen aldaar
een geldbedrag van:
- 2275 euro (op 13 juni 2016, DOC-029, p. 2/5) ,
althans een geldbedrag, (via (een) money transfer) aan een (tussen)persoon in
Turkije, verzonden en/of doen toekomen en/of naar Turkije verzonden,
terwijl dit/die (geld)bedrag(en) (telkens) bestemd was/waren om geldelijke
steun te verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die
gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of Irak, in welke strijd terroristische
misdrijven worden/werden gepleegd,
te weten ten behoeve van [naam achternicht verdachte] , zijnde een familielid van verdachte
en/of een strijder van/deelnemer aan de gewapende Jihadstrijd, en/of ten
behoeve van (een) (andere) strijder(s) van die Jihadstrijd,
te weten van (een) terroristische organisatie(s) Islamic State of Iraq en/of
ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al
Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida
en/of Al-Qaida in Iraq, dan wel een strijdgroep die hieraan is gelieerd,
althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s) en/of
strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen
van terroristische misdrijven, dan wel een strijdgroep die hieraan is
gelieerd, althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s)
en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het
plegen van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de
gewapende strijd in Syrië en/of in Irak, in elk geval om geldelijke steun
en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of
een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
2.
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 1
juli 2016 te Tilburg en/of elders in Nederland en/of Turkije en/of Syrië
en/of Irak,
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 en/of artikel 2a van de Sanctieregeling
Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en/of artikel 4 van Verordening (EG) nr.
881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002 (jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de Commissie en/of jo artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de Commissie)
heeft gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in
Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al
Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in
Iraq, zijnde (een) (rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en) als
bedoeld in de Verordening nr. 881/2002 (EU)
(en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en/of Uitvoeringsverordening
(EU) Nr. 583/2014 en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende
lijst(en) en/of als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld
in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties),
direct of indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te
stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of
diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan
activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat zij
( a) voor en/of aan en/of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of
Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah
Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of
Al-Qaida in Iraq,
direct of indirect een geldbedrag van:
- 2275 euro (op 13 juni 2016, DOC-029, p. 2/5),
- althans een geldbedrag,
(via een money transfer) ter beschikking heeft gesteld
en/of
( b) op andere wijze (in)direct tegoeden en/of financiële activa en/of
economische middelen ter beschikking heeft gesteld aan Islamic State of Iraq
en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra
en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of
Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq;
(artikel 2 en/of 3 Sanctiewet 1977 jo artikel 2 en/of artikel 2a
Sanctieregeling Al-Qa'ida 2011 jo artikel 2 en/of artikel 4 van EG-Verordening
881/2002 (jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de
Commissie en/of jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de
Commissie en/of jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de
Commissie) jo artikel 1 en/of artikel 2 jo artikel 6 van de WED).