ECLI:NL:RBROT:2020:5430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
10/701024-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van wapens en munitie met bijzondere voorwaarden

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 februari 2020 te Rotterdam meerdere wapens en munitie in zijn bezit had. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Nentjes. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, eiste een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van drie wapens en diverse munitie, en verklaarde het ten laste gelegde feit bewezen zonder nadere motivering. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Bijzondere voorwaarden zijn onder andere een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verplichting tot zinvolle dagbesteding. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die het bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechtbank gaf ook een last tot teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701024-20
Datum uitspraak: 9 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan,
raadsvrouw mr. M. Nentjes, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat hij zich ambulant laat behandelen en dat hij zorgt voor een zinvolle dagbesteding;

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.1.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van drie wapens en diverse munitie.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 februari 2020 te Rotterdam twee, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk/type Orbis Mgv 176, kaliber.221r en
- van het merk/type Zastava M70 Ab2, kaliber 7.62 x 39 mm
en
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 26, kaliber 9mm
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 101 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 57 kogelpatronen, kaliber 9mm en
- 22 kogelpatronen, kaliber .221r
en
- 21 hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 14 hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 9mm
en
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een trommelmagazijn en een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock 26 kaliber 9mm en een pistool van het merk CZ P10 S, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
In de woning van de verdachte zijn een automatisch vuurwapen, een machinepistool, een pistool, een patroonmagazijn en een trommelmagazijn aangetroffen, alsmede grote hoeveelheden bijbehorende munitie en hulzen van verschoten kogelpatronen.
Ter zitting heeft de verdachte bekend dat alle aangetroffen vuurwapens en de kogelpatronen van hem zijn, zonder dat hij het achterste van zijn tong heeft willen laten zien. Het bezit van dergelijke wapens, de daarbij passende kogelpatronen, hulpstukken en verschoten kogelpatronen is een op zich al een schokkend feit. Extra zorgwekkend hierbij is dat de verdachte deze wapens bewaarde op zijn slaapkamer (onder zijn bed en in een sporttas) zonder dat de overige bewoners, zoals zijn moeder en zus, hier weet van hadden. Het onbevoegd bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen. Bovendien leidt vuurwapenbezit met grote regelmaat tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Dit brengt gevoelens van onveiligheid teweeg in de maatschappij. Dit alles maakt dat dit feit een ernstig strafbaar feit is en dat hiertegen streng wordt opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Fivoor, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 mei 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering acht het van belang dat er interventies worden ingezet om de hoge recidivekans, alsmede de hoge kans op letselschade te beïnvloeden. Middels ambulante behandeling dient er ingezet te worden op de pro-criminele houding van betrokkene, zijn negatieve sociale netwerk en zijn psychosociaal functioneren. Teneinde structuur in het leven van betrokkene (terug) te brengen wordt een locatiegebod met elektrische controle geadviseerd. De reclassering kan betrokkene ondersteunen bij het vinden van een zinvolle dagbesteding en kan middels de elektronische controle worden nagegaan of betrokkene zich hieraan houdt. Middels de meldplicht kan de reclassering inzetten op het (verder) motiveren van betrokkene ten aanzien van voornoemde, en wordt gecontroleerd of betrokkene zijn behandelverplichting nakomt. Indien nodig zal de reclassering betrokkene aanmelden
voor behandeling in verband met zijn softdruggebruik. Ook dient er aandacht te zijn voor overige praktische leefgebieden zoals financiën. Stabiliteit op voornoemde leefgebieden is van belang om behandeling te laten slagen. Middels voornoemde schat GGZ reclassering Fivoor in de recidivekans te kunnen beïnvloeden, mits betrokkene zijn medewerking hieraan verleent. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een gevangenisstraf die lager is dan door de officier van justitie is geëist. Dat valt vooral te verklaren doordat de richtlijnen van het openbaar ministerie in dit soort zaken uitgaan van hogere straffen dan de straffen die de rechtbank doorgaans oplegt. De verdediging heeft verzocht om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest, maar dat acht de rechtbank niet passend, omdat het feit hier te ernstig voor is.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte elektronisch toezicht op te leggen, nu de verdachte ter zitting heeft aangegeven niet te weten waar dit elektronisch toezicht kan worden uitgevoerd. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte te verplichten tot inname van medicijnen. Uit het dossier en uit het reclasseringsadvies blijkt niets waaruit de rechtbank kan afleiden dat de inname van medicijnen noodzakelijk zou zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geld zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij Antes reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Youz of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verricht een zinvolle dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van 900 euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. A. Boer en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een of meer wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk/type Orbis Mgv 176, kaliber .221r en/of
- van het merk/type Zastava M70 Ab2, kaliber 7.62 x 39 mm
en/of
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 26, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 101, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 57, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 9mm en
- 22, althans een of meer kogelpatronen, kaliber . 221r
en/of
- 21, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 14, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 9mm
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een trommelmagazijn en/of een patroonhouder, zijnde (telkens) een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock 26 kaliber 9mm en/of een pistool van het merk CZ P10 S, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;