ECLI:NL:RBROT:2020:5416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596720 / FA RK 20-3510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op verzoek van het CIZ met betrekking tot cliënte met psychogeriatrische aandoening

Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de voortzetting van de inbewaringstelling van cliënte, geboren op [geboortedatum cliënte], op verzoek van het CIZ. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 18 mei 2020 is ingediend. Bij de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde dag, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder cliënte, haar advocaat mr. M.H. de Lange, en zorgprofessionals. De burgemeester van Rotterdam had op 15 mei 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat cliënte een ernstig risico op schade vertoonde door haar psychogeriatrische aandoening. Cliënte was al sinds augustus 2018 gediagnosticeerd met een matig tot ernstige mengvorm van dementie en vertoonde gedrag dat haar eigen veiligheid en die van anderen in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was, waardoor een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling tot en met 1 juli 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 28 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596720 / FA RK 20-3510
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte],
geboren op [geboortedatum cliënte],
hierna: cliënte,
wonende aan de [adres cliënte], [woonplaats cliënte],
thans verblijvende in Laurens aan de Overschiese Kleiweg 555, 3045 LJ te Rotterdam,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 15 mei 2020;
 de verklaring van [naam arts], arts, van 15 mei 2020;
 de aanvraag van 18 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënte in het bijzijn van [naam specialist], specialist ouderengeneeskunde, en [naam zorgcoördinator], zorgcoördinator;
 de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 15 mei 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënte een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënte sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënte is al sinds augustus 2018 bekend met de diagnose matig tot ernstige mengvorm van dementie. Het was dankzij de inzet van haar echtgenoot dat zij nog gedurende deze periode thuis heeft kunnen blijven wonen. Cliënte was in deze periode niet meer zelfstandig in staat zichzelf te verzorgen. Ze werd door haar echtgenoot verzorgd; dit leidde tot ernstige agitatie omdat cliënte niet doorhad dat zij verzorging nodig had. Cliënte is van mening dat zij wel degelijk in staat is voor zichzelf te zorgen en ziet haar eigen tekortkomingen niet. Het onbegrip vanuit cliënte naar haar man heeft ervoor gezorgd dat deze overbelast is geraakt. Cliënte at niet meer en haar echtgenoot moest stiekem eten anders zou het leiden tot een confrontatie. Cliënte is om die reden opgenomen. Het gebrek aan inzicht van cliënte in de situatie wordt tijdens opname bevestigd.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënte verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Dit blijkt uit uitspraken van cliënte. Hoewel cliënte zich niet fysiek heeft verzet is zij van mening dat haar niets mankeert en dat zij goed in staat is voor haarzelf en haar man te zorgen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënte] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 juli 2020.
Deze beschikking is op 20 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 28 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.