ECLI:NL:RBROT:2020:5411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596135 / FA RK 20-3226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot een betrokkene met schizofrenie

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam voor een betrokkene die lijdt aan schizofrenie. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting, omdat een fysieke zitting niet mogelijk was vanwege de coronamaatregelen. De betrokkene, die niet bereid was zich te laten horen, verblijft in Antes te Poortugaal en heeft een geschiedenis van verwaarlozing en gebrek aan ziekte-inzicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en de betrokkene niet openstaat voor behandeling. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van drie maanden, tot en met 14 augustus 2020, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het insluiten van de betrokkene. De advocaat van de betrokkene verzocht om beperking van de duur van de machtiging, wat de rechtbank volgde, gezien de omstandigheden van de betrokkene. De beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596135 / FA RK 20-3226
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene], [woonplaats betrokkene],
thans verblijvende in Antes aan de Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
advocaat mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 7 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater], psychiater, van 8 april 2020;
 de zorgkaart met onbekende datum met bijlage van 12 maart 2020;
 het zorgplan van 20 januari 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene in het bijzijn van [naam verpleegkundige], verpleegkundige;
 de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Zowel [naam verpleegkundige] als de advocaat van betrokkene hebben contact gekregen met betrokkene maar betrokkene wilde niet inhoudelijk in gesprek. [naam verpleegkundige] heeft gedurende de telefonische behandeling nogmaals gepoogd een gesprek te starten met betrokkene, de rechtbank heeft hierbij mee kunnen luisteren. Helaas wilde betrokkene niet het gesprek aangaan met de rechtbank. De rechtbank heeft hieruit in samenspraak met de advocaat van betrokkene en [naam verpleegkundige] geconcludeerd dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.

2..Beoordeling

2.1.
Preliminair verweer
2.1.1.
Betrokkene voert verweer tegen de wijze van zitting voeren. Betrokkene acht het voeren van een telefonische zitting niet rechtsgeldig en daarbij de officier niet ontvankelijk in het verzoek. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer op basis van de bevoegdheid verleend bij wet op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid daarnaast acht de rechtbank de officier ontvankelijk in zijn verzoek omdat is voldaan aan de voorwaarden en er geen gemotiveerd verweer wordt gevoerd dat dit anders zou zijn.
2.2.
Criteria zorgmachtiging
2.2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is een intelligente jongeman met een gebrek aan ziekte-inzicht of besef. Betrokkene is erg achterdochtig en verwaarloost zichzelf. De achterdocht uit zich erin dat betrokkene zijn kamer verbouwt omdat hij bang is voor straling. Betrokkene laat niemand binnen op zijn kamer en vertrouwt behandelaar niet. Hij wil legitimatie zien maar gelooft vervolgens niet dat het echt is. Betrokkene verzorgt zichzelf en zijn kamer zo slecht dat zijn kamer beschimmeld raakte. Betrokkene neemt al drie jaar lang geen medicatie meer. Betrokkene heeft gedurende die drie jaar lange tijd goed gefunctioneerd, sinds een jaar gaat het slechter met betrokkene en is het ernstig nadeel gaan optreden.
2.3.
Verplichte zorg
2.3.1.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.3.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Zoals hiervoor beschreven heeft betrokkene geen ziekte-inzicht of besef. Hij staat niet open voor medicatie en gaat niet in gesprek met behandelaar vanwege zijn achterdocht.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
 het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.3.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.4.
advocaat van betrokkene voert verweer en verzoekt de duur van de machtiging te beperken met het oog op het gebrek aan bereidheid zich te doen horen van betrokkene. Advocaat van betrokkene verwacht dat als betrokkene medicatie krijgt en gestabiliseerd is dat betrokkene eventueel wel bereid is zich te doen horen. De rechtbank volgt dit verweer gezien de geschiedenis van betrokkene.
2.3.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van drie maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 augustus 2020.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.