ECLI:NL:RBROT:2020:5406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595150 / FA RK 20-2748
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van gebrek aan bewijs voor ernstig nadeel

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 17 april 2020, was gericht op het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, was niet in staat om zich te doen horen tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ernstig nadeel kon worden aangetoond, aangezien de betrokkene geen overlast veroorzaakte en er geen verzet was tegen de zorg. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg zoals beschreven in de Wvggz, en heeft het verzoek van de officier afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595150 / FA RK 20-2748
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. M. Mook te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 17 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 9 april 2020;
 de zorgkaart van 26 maart 2020;
 het zorgplan van 26 maart 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 [naam verpleegkundige 1] , verpleegkundige, en [naam verpleegkundige 2] , verpleegkundige, verbonden aan Yulius;
 [naam curator] , curator, verbonden aan Vos & Verkerk minnelijk b.v;
 de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Behandelaar heeft aangegeven op verschillende manieren gedurende een langere periode geprobeerd te hebben contact te zoeken met betrokkene. Zo ook tijdens de mondelinge behandeling. Betrokkene geeft echter niet thuis. Wel constateert behandelaar dat de woning van betrokkene wordt bewoond aangezien zij de gordijnen soms open zien staan en dan weer dicht en zien dat de asbak wordt geleegd. Behandelaar heeft tevens middels brieven betrokkene geprobeerd op de hoogte te stellen van de zitting. Ze constateren dat de brievenbus is geleegd maar hebben geen reactie ontvangen. De curator mevrouw [naam curator] heeft ook geprobeerd contact te leggen met betrokkene aangezien zij pas sinds korte tijd zijn curator is. Zij heeft ook geen reactie ontvangen op mails en pogingen telefonisch contact op te nemen. Wel heeft zij gezien dat betrokkene een mail heeft gestuurd aan zijn bewindvoerder waarin hij een verzoek deed voor extra geld. Ook de advocaat heeft zijn cliënt niet kunnen spreken. Behandelaar geeft aan dat omwonenden betrokkene wel hebben zien lopen op straat maar zij hebben verder geen bijzonderheden te melden, er zijn ook geen meldingen over betrokkene binnen gekomen bij de politie. Gezien deze speciale omstandigheid zal de zaak inhoudelijk worden behandeld buiten de aanwezigheid van betrokkene.
1.4.
de beslistermijn is ten tijde van de mondelinge behandeling van 14 mei 2020 verlopen. De reden hiervoor is gelegen in de mogelijkheid die deze rechtbank behandelaar, advocaat en curator heeft gegeven om alsnog in contact te komen met betrokkene ten einde hem te bewegen deel te nemen aan de mondelinge behandeling van 14 mei 2020. Helaas is dit niet gelukt. Wel acht de rechtbank de termijn overschrijding te rechtvaardigen door het hiervoor genoemde doel en het feit dat hier geen verweer op is gevoerd.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis.
2.1.3.
Het nadeel wat wordt omschreven, voor zover het kan worden getoetst in deze omstandigheden, in het verzoek en overige stukken ziet op (verbale) agressie naar derden en een reis naar Angola door betrokkene. Gezien dat uit de verklaring van behandelaar blijkt dat betrokkene hoogst waarschijnlijk nog in Nederland is en geen overlast veroorzaakt kan er van dit nadeel geen sprake zijn. Daarbij dient te worden gemeld dat het overig omschreven ernstig nadeel niet getoetst kan worden onder de huidige omstandigheden en vereisen dat betrokkene wordt bezocht dan wel naar de accommodatie wordt gehaald om te worden onderzocht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
In lijn met hetgeen hiervoor vermeld kan ook wanneer wel sprake zou zijn van ernstig nadeel geen verplichte zorg worden verleend in de ambulante setting.
2.2.2.
Doordat het ernstig nadeel deels niet getoetst kan worden onder de huidige omstandigheden en deels er geen ernstig nadeel kan worden geconstateerd kan niet anders worden geoordeeld dan dat niet is voldaan aan de criteria van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.