In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft de ouders van [naam kind], die beiden in de regio Rotterdam wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds december 2019 in een pleeggezin verblijft vanwege ernstige zorgen in de thuissituatie. De ondertoezichtstelling van [naam kind] is eerder verlengd en de GI Jeugdbescherming west heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden en om de gecertificeerde instelling te vervangen door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.
Tijdens de zitting, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de ouders gehoord. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar behandeling en is bereid om samen te werken aan een terugplaatsing van [naam kind]. De vader daarentegen heeft zijn behandeling niet afgerond en staat niet open voor samenwerking. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel de moeder vooruitgang boekt, de veiligheid van [naam kind] nog niet gewaarborgd is voor een terugplaatsing. Daarom is besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en de gecertificeerde instelling te vervangen.
De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 december 2020 en de GI Jeugdbescherming west vervangen door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 juni 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.