In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], in het gezin van hun vader en diens partner. De zaak kwam voort uit een verzoek van de gecertificeerde instelling NIDOS, die verantwoordelijk is voor de jeugdbescherming van vluchtelingen. De moeder van de kinderen was in Sudan en kon door de coronamaatregelen niet terugkeren naar Nederland. De vader zorgde goed voor de kinderen, die bij hem en zijn partner verbleven.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder begin maart 2020 zonder overleg met de GI of de vader naar Sudan was gereisd met haar jongste dochter. De kinderen waren met een spoedmachtiging bij de vader en zijn partner geplaatst. Gezien de onduidelijkheid over de terugkeer van de moeder, heeft de kinderrechter besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van tien weken, tot 26 augustus 2020. Dit werd gedaan in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, zoals vastgelegd in artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige verzochte afgewezen. De GI is verplicht om binnen een week na de terugkomst van de moeder zorg te dragen voor de terugplaatsing van de kinderen bij haar. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.