ECLI:NL:RBROT:2020:5401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596955 / JE RK 20-1409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], in het gezin van hun vader en diens partner. De zaak kwam voort uit een verzoek van de gecertificeerde instelling NIDOS, die verantwoordelijk is voor de jeugdbescherming van vluchtelingen. De moeder van de kinderen was in Sudan en kon door de coronamaatregelen niet terugkeren naar Nederland. De vader zorgde goed voor de kinderen, die bij hem en zijn partner verbleven.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder begin maart 2020 zonder overleg met de GI of de vader naar Sudan was gereisd met haar jongste dochter. De kinderen waren met een spoedmachtiging bij de vader en zijn partner geplaatst. Gezien de onduidelijkheid over de terugkeer van de moeder, heeft de kinderrechter besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van tien weken, tot 26 augustus 2020. Dit werd gedaan in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, zoals vastgelegd in artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het overige verzochte afgewezen. De GI is verplicht om binnen een week na de terugkomst van de moeder zorg te dragen voor de terugplaatsing van de kinderen bij haar. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/596955 / JE RK 20-1409
datum uitspraak: 10 juni 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling NIDOS (jeugdbescherming voor vluchtelingen),

hierna te noemen de GI, gevestigd te Utrecht,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1] , Ethiopië, hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , Ethiopië, hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam partner vader] ,

hierna te noemen de partner van de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 25 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 10 juni 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- mr. E.M.F. Prickartz, namens de moeder,
- de partner van de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
De moeder en de vader waren niet bereikbaar om telefonisch gehoord te worden. Mr. Prickartz heeft aangegeven het woord te voeren namens de moeder en de partner van de vader namens de vader.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven bij de vader en zijn partner.
Bij beschikking van 3 december 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 14 december 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking 1 mei 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in het gezin van de vader en mevrouw [naam partner vader] verlengd tot 17 juni 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in het gezin van de vader en mw. [naam partner vader] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen zijn bij de vader en zijn partner geplaatst, omdat de moeder in Sudan is gestrand vanwege de coronamaatregelen. Tot op heden is het niet duidelijk wanneer de moeder terugkomt. De vader zorgt goed voor de kinderen. Indien de moeder terug is, is er ruimte nodig om de kinderen voor te bereiden op de verhuizing en om praktische zaken te regelen. De bedoeling is om de kinderen spoedig terug te plaatsen bij de moeder.

De standpunten

Mr. Prickartz heeft namens de moeder naar voren gebracht dat de begeleider van de moeder heeft vernomen dat de moeder mogelijk deze week een vlucht heeft naar Nederland. De moeder spant zich in om zo snel mogelijk terug te komen naar Nederland. De machtiging is bedoeld als een tijdelijke maatregel, omdat de moeder vanwege de coronamaatregelen niet terug kan vliegen. De machtiging mag geen ander doel dienen. Namens de moeder wordt daarom verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van vier weken of maximaal tot drie dagen na de dag dat de moeder is teruggekeerd.
De partner van de vader heeft, ook namens de vader, aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de GI. Het is belangrijk dat de kinderen tot december 2020 bij de vader verblijven. Zij kunnen hier naar school gaan en zijn gewend aan de situatie.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder begin maart 2020 zonder overleg met de GI of de vader op reis is gegaan naar Sudan met haar jongste dochter. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn toen met een spoedmachtiging bij de vader en zijn partner geplaatst. Door het coronavirus zit de moeder voor onbepaalde tijd vast in Sudan. Op dit moment is nog steeds niet duidelijk wanneer de moeder terugkomt naar Nederland. De kinderen worden goed verzorgd door de vader en zijn partner.
De kinderrechter is van oordeel dat de plaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] voortgezet dient te worden. De afwezigheid van de moeder is de enige reden voor de machtiging tot uithuisplaatsing. Naar verwachting zal moeder binnen maximaal 10 weken weer terug kunnen reizen naar Nederland. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van tien weken en het overig verzochte afwijzen, zodat er voldoende ruimte is om de terugplaatsing te laten slagen. De GI dient binnen een week na de terugkomst van de moeder te zorgen voor terugplaatsing van de kinderen bij de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] (met tien weken) noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in het gezin van de vader en mevrouw [naam partner vader] tot 26 augustus 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. van den Bergh, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.