ECLI:NL:RBROT:2020:5395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
10/710005-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een woningoverval in vereniging met geweld. De overval vond plaats op 10 januari 2020 te Spijkenisse, waarbij de verdachte samen met een mededader de aangeefster in haar woning heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft bedreigd met een mes en haar baby heeft bedreigd, wat leidde tot een zeer beangstigende situatie voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verdachte zijn betrokkenheid op verschillende punten betwistte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 60 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710005-20
Datum uitspraak: 22 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Iran) op [geborotedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam,
raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
- de bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de verklaring van de verdachte ter zitting waarin hij het feit deels bekent en de verklaring van de aangeefster [naam aangeefster] , ook met betrekking tot (de dreiging met) het geweld. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar is omdat zij direct na de overval heeft verklaard en consistent is gebleven in die verklaring, ook met betrekking tot (de dreiging met) het geweld. Daarnaast heeft zij geen enkele reden om hier anders over te verklaren, terwijl de verdachte zijn eigen aandeel wil bagatelliseren. Bovendien hoeven niet alle componenten van een tenlastelegging gedekt te worden door twee bewijsmiddelen.
Het in de tenlastelegging vermelde weggenomen geldbedrag ter waarde van € 80.000,00 kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden, omdat in de aangifte van [naam aangever] dat bedrag wordt genoemd en de verdachte in de tapgesprekken spreekt over € 70.000,00. Hoewel dit iets afwijkt van het bedrag in de aangifte, biedt het feit dat de verdachte bij zijn aanhouding nog ruim € 6.000,00 van de buit in zijn zakken had, steun aan de verklaring van de aangever dat er in totaal een bedrag van ongeveer € 80.000,00 is weggenomen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de bedreiging met het mes en het dreigen met het doden van het kind van de aangeefster. De verdachte betwist dat dit is gebeurd en bovendien heeft hij aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een baby in de woning. Aangevoerd is dat de enkele verklaring van de aangeefster onvoldoende is om dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend te bewijzen nu er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat er een mes betrokken is geweest bij de overval.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat het geldbedrag van € 80.000,00 niet bewezen kan worden, nu in het dossier wisselende bedragen zijn genoemd en daarom niet vastgesteld kan worden welk geldbedrag is weggenomen.
4.1.3.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op 10 januari 2020 te Spijkenisse samen met een ander aangeefster in haar woning aan de [adres delict] heeft overvallen en dat daarbij een kluis en een geldbedrag zijn weggenomen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij daarbij is aangevallen en op de grond is gedrukt. Daarnaast verklaart ze dat ze is bedreigd met een mes en dat een van de daders heeft gedreigd haar baby te doden. Aangeefster heeft kort na de overval een gedetailleerde verklaring afgelegd en is daarin consistent gebleven. Hoewel de verdachte de verklaring van de aangeefster op onderdelen betwist, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen. De rechtbank ziet veeleer aanleiding om vraagtekens te zetten bij de verklaring van de verdachte, nu de verdachte pas op zitting een verklaring heeft willen afleggen, slechts mondjesmaat informatie gaf en daarbij om de feiten heen draaide. Dat de verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander de overval heeft gepleegd en dat hij het slachtoffer heeft gevraagd om geld, en de verdachte een deel van de door aangeefster afgelegde verklaring over het door de overvallers gebruikte geweld en de geuite dreigende woorden niet weerspreekt, ondersteunt de verklaring van de aangeefster op essentiële punten en in voldoende mate. Nu de Hoge Raad niet eist dat elk onderdeel van de tenlastelegging gedekt wordt door twee bewijsmiddelen, zal de rechtbank ook voor wat betreft het gebruik van een mes en de geuite dreigementen de verklaring van de aangeefster volgen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om de exacte hoogte van het weggenomen geldbedrag vast te stellen. Met de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de hoogte van het weggenomen geldbedrag ongeveer € 80.000, - bedraagt. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 januari 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis en een geldbedrag , toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met kracht plaatsen van een hand over de neus en mond van die [naam slachtoffer 2] ,
- op de grond duwen van die [naam slachtoffer 2] ,
- voor het gezicht van die [naam slachtoffer 2] houden van een mes,
- die [naam slachtoffer 2] dreigend toevoegen van de woorden: "don't move, don't scream" en "where is the money?" en "give me your husbands money, or I will kill your baby" en "if you call the police, we will kill you" en
- vastbinden van de handen van die [naam slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij een kluis met daarin een geldbedrag is weggenomen. Door zich voor te doen als medewerkers van het energiebedrijf werden zij door aangeefster binnengelaten, waarna ze haar aanvielen. Tijdens hun zoektocht naar geld hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer met een mes bedreigd en (daarbij) zeer dreigende bewoordingen gebruikt. Zo hebben de verdachte en zijn mededader onder meer gedreigd de vier weken oude baby van het slachtoffer, die in de woning aanwezig was, te doden. Uit angst voor het mes en de bedreigingen heeft het slachtoffer de overvallers verteld waar de kluis lag. Dat dit bijzonder beangstigend en traumatiserend voor het slachtoffer moet zijn geweest, spreekt voor zich. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychische gevolgen hiervan ondervinden. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van de aangeefster; ze slaapt slecht en kan zich niet ontspannen door de wetenschap dat de mededader nog vrij rond loopt. Ze heeft een posttraumatische stressstoornis ontwikkeld en krijgt hiervoor psychische hulp.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij het slachtoffer in haar eigen woning, waar zij zich veilig moet kunnen voelen, heeft overvallen en daarbij ook heeft gedreigd haar baby te vermoorden. Uit zijn handelen blijkt dat verdachte enkel zijn geldelijke en materiële gewin voor ogen heeft gehad en niet heeft stilgestaan bij de gevolgen voor het slachtoffer. Een dergelijk feit heeft bovendien niet alleen gevolgen voor de direct betrokkenen, maar versterkt ook de in de samenleving bestaande gevoelens van angst en onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2020, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit is enkel het opleggen van een langdurige gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aangevoerd dat de overval moet worden beschouwd als een wanhoopsdaad. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat de verdachte mede onder druk van zijn problemen besloten heeft de overval te plegen, heeft de verdachte ter terechtzitting niet de indruk gewekt dat hij de volledige verantwoordelijkheid neemt voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan en hier daadwerkelijk de ernst van inziet. Bovendien heeft de verdachte geen volledige openheid van zaken gegeven over waar de buit gebleven is en wie er nog meer bij het feit betrokken waren. Dit alles maakt, samen met de ernst van het feit zoals hiervoor omschreven, dat de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar, zoals door de raadsvrouw is bepleit, niet passend vindt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd.
Als benadeelde partij heeft zich eveneens in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 80.099,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.054,00 aan proceskosten. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot het geldbedrag niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu onvoldoende is onderbouwd hoeveel het weggenomen geldbedrag daadwerkelijk bedraagt en de vaststelling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Subsidiair wordt verzocht de vordering met betrekking tot het geldbedrag toe te wijzen voor een lager bedrag.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, de verdachte zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het deel van de vordering met betrekking tot de kosten van de kluis (te weten: € 99,00) zal worden toegewezen nu de verdediging hierover geen opmerkingen heeft gemaakt en het de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Ten aanzien van het weggenomen geldbedrag dat door de benadeelde partij is gevorderd, zal de vordering worden toegewezen tot het bedrag dat bij de verdachte in beslag is genomen (te weten: € 6.620,10) nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat dit bedrag afkomstig was van de overval. Het resterende deel van het gevorderde geldbedrag is onvoldoende onderbouwd en verder onderzoek naar de hoogte van dit bedrag levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden in totaal begroot op € 2.054,00.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 6.719,10, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan aangebracht worden bij de burgerlijk rechter.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [naam benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, wat betekent dat indien en voor zover de een betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom, zegge:
vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
60 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
benadeelde partij [naam benadeelde 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, wat betekent dat indien en voor zover de een betaalt de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 6.719,10(zegge:
zesduizend zevenhonderdnegentien euro en tien cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij in totaal begroot op € 2.054,00 aan salaris voor de advocaat en betekeningskosten;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 6.719,10(hoofdsom, zegge:
zesduizend zevenhonderdnegentien euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 63 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door verdachtes mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis en/of een geldbedrag (van ongeveer 80.000 euro), in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) plaatsen van een hand over de neus en/of mond van die [naam slachtoffer 2] ,
- op de grond duwen van die [naam slachtoffer 2] ,
- voor het gezicht van die [naam slachtoffer 2] houden van een mes, althans enig scherp
voorwerp,
- die [naam slachtoffer 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: "don't move, don't scream" en/of "where is the money?" en/of "give me your husbands money, or I will kill your baby" en/of "if you call the police, we will kill you" en/of
- vastbinden van de handen van die [naam slachtoffer 2] .