ECLI:NL:RBROT:2020:5374
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot voortzetting verblijf in een zorginstelling op basis van de Wet zorg en dwang
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van cliënte in een zorginstelling, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft cliënte, die thans verblijft in Stichting het Parkhuis te Dordrecht. De procedure is gestart op 23 april 2020 met de indiening van het verzoekschrift. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats, waarbij cliënte, haar advocaat en zorgverleners zijn gehoord.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van verzet van cliënte tegen haar verblijf in de zorginstelling. Cliënte heeft aangegeven graag naar huis te willen, maar de behandelend arts heeft verklaard dat cliënte niet heeft geprobeerd haar verblijf te beëindigen of de zorg te frustreren. De advocaat van cliënte heeft betoogd dat er pas sprake is van verzet als het niet mogelijk is om met drang en overtuigingskracht iemand te overtuigen van de noodzakelijke zorg. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verzet in de zin van de Wzd, omdat cliënte niet actief heeft geprobeerd te vertrekken.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van het CIZ afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en schriftelijk uitgewerkt op 11 mei 2020.