ECLI:NL:RBROT:2020:5371
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf afgewezen wegens verstrijken beslistermijn en onduidelijke diagnose
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, aangevraagd door het CIZ. Het verzoekschrift was ingekomen op 3 april 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 april 2020, waarbij de cliënt niet aanwezig kon zijn vanwege een recente COVID-19 besmetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid was over de diagnose van de cliënt, wat essentieel is voor de beoordeling van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat een diagnose van een ter zake kundige arts noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of er sprake is van een stoornis in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) of de Wet zorg en dwang (Wzd). Daarnaast is de beslistermijn van drie weken, zoals voorgeschreven in artikel 39 lid 1 Wzd, overschreden. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en schriftelijk uitgewerkt op 11 mei 2020.