ECLI:NL:RBROT:2020:5360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
10/256885-19 vordering TUL VV: 10/034779-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam in een meervoudige kamer uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 26 oktober 2019 te Barendrecht samen met een ander meerdere zakken chips en andere levensmiddelen heeft gestolen uit een supermarkt. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw J. van Veelen-de Hoop. De officier van justitie, mr. C.M. Casteleijns, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar, alsook afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er was een rapport van de reclassering dat de ISD-maatregel aanbeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een risico voor de samenleving vormde en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. G.M. Munnichs, voorzitter, en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en P. Putters, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J. van Twist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/256885-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/034779-19
Datum uitspraak: 30 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam,
raadsvrouw J. van Veelen-de Hoop, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.M. Casteleijns heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/034779-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander meerdere zakken chips (merk Cheetos en Lays) en appelflappen en meerdere zakken met broodjes en krentenbollen en een salade (merk Johma),
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde
n, te weten aan Jumbo, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van levensmiddelen vanaf de laad- en losplaats van een supermarkt. Ofschoon een deel van de goederen niet meer voor de verkoop bestemd was, heeft de verdachte hiermee materiële schade en overlast veroorzaakt. Voor winkeliers zijn diefstallen vervelende feiten waar zij in de regel veel schade en hinder van ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het door Antes over de verdachte opgemaakt rapport van 16 januari 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘Indien betrokkene wordt veroordeeld zien wij geen andere mogelijkheid dan het opleggen
van de ISD maatregel. Betrokkene geeft op dit moment aan, anders dan tijdens eerdere
reclasseringscontacten, open te staan voor een traject binnen de ISD maatregel. De reclassering ziet dit als een positieve ontwikkeling wat de kansen op een haalbaar en succesvol traject vergroot.’
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. De verdachte maakte ter terechtzitting een positieve indruk en heeft laten zien gemotiveerd te zijn om mee te werken.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de bescherming van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van ten hoogste twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt het risico op recidive te verminderen door gerichte behandeling van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 maart 2019 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal gevolgd door geweld en bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 april 2019.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet echter in de op te leggen ISD-maatregel reden die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en P. Putters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere zakken chips (merk Cheetos en/of Lays) en/of appelflappen en/of meerdere zakken met broodjes en/of krentenbollen en/of een salade (merk Johma), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Jumbo, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.