ECLI:NL:RBROT:2020:5353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
10/237781-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende Opiumwet met summiere dossiervorming

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten die verband houden met de Opiumwet. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 oktober 2019, toen de woning van de vriendin van de verdachte werd doorzocht naar aanleiding van een MMA-melding over een vuurwapen. Tijdens deze doorzoeking werden in de woning verdovende middelen aangetroffen, waaronder MDMA en cocaïne, in een tas en een krabpaal. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De enige aanwijzing was een visitekaartje van de verdachte dat in de tas werd aangetroffen, maar dit was onvoldoende om te bewijzen dat de drugs van hem waren. De rechtbank merkte op dat de dossiervorming summier was en dat er geen aanvullend bewijs was dat de verdachte in bezit was van de drugs. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en vond plaats op 31 januari 2020. De beslissing om vrijspraak te verlenen werd genomen na zorgvuldige overweging van het bewijs en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/237781-19
Datum uitspraak: 31 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. W.B.M. Bos advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van het bestanddeel medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen dient te worden, gelet op het feit dat er drugs zijn aangetroffen in de woning van de vriendin van de verdachte terwijl de verdachte over de sleutel van de woning beschikte en daar verbleef. Bij een doorzoeking van de woning naar aanleiding van een MMA-melding zijn in een krabpaal en in een tas op de bank drugs aangetroffen. In de tas zat tevens een visitekaartje met de naam van de verdachte. De vriendin van de verdachte heeft verklaard dat de tas van de verdachte is, zij ontkent verder iets van de drugs af te weten. Nu niet bewezen kan worden dat de vriendin van de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Op 2 oktober 2019 wordt naar aanleiding van een MMA-melding over een vuurwapen die de verdachte in het bezit zou hebben, de woning van zijn vriendin doorzocht. Er worden verdovende middelen aangetroffen in een plastic tas in een krabpaal en een tas op de bank. In de tas op de bank zitten tevens een setje met witte papiertjes, lege pony-packs en een weegschaaltje alsmede een visitekaartje met de naam ‘ [naam verdachte] ’, de naam van de verdachte.
Deze omstandigheden zijn onvoldoende vast te stellen dat de tas met inhoud en de drugs in de krabpaal daadwerkelijk van de verdachte zijn geweest. In de woning verblijven zowel de verdachte als zijn vriendin, zij ontkennen beiden iets van de drugs af te weten. Het enige dat een aanwijzing zou kunnen opleveren dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de drugs, is het visitekaartje in de tas op de bank. Dit is echter een verplaatsbaar object dat in de regel wordt uitgedeeld aan andere personen. Zo heeft de moeder van de vriendin van de verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij een visitekaartje van de verdachte heeft gekregen. Los hiervan bevat het dossier geen aanvullend (technisch) bewijs waaruit zou kunnen blijken dat de verdachte de drugs of de overige spullen uit de tas in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank merkt in dat verband op dat het onderzoek en de dossiervorming betreffende deze zaak summier is. Zo is het dossier niet duidelijk over de manier waarop de verdovende middelen zijn aangetroffen en lijken foto’s te ontbreken die, blijkens het ter terechtzitting overgelegde aanvullend proces-verbaal, wel zijn genomen. Daarnaast kan op basis van het dossier niet vastgesteld worden of de inhoud van de tas van de verdachte is geweest. Hoewel de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangegeven dat het na het uitvoeren van dactyloscopisch onderzoek op een plastic tas niet meer mogelijk is om het vervolgens op DNA-sporen te onderzoeken, is er evenmin onderzoek verricht naar de overige in de tas aangetroffen spullen.
Op grond van het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, ook niet als medepleger.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A. Boer en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Rotterdam in een woning/pand gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1056,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of ongeveer 9,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde methyleendioxymethamfetamine en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.