ECLI:NL:RBROT:2020:5345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/10/594664 / FA RK 20-2517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het CIZ in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven op verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënte, geboren op [geboortedatum cliënte], die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek de ziekte van Alzheimer. Het verzoekschrift van het CIZ werd op 9 april 2020 ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en medische verklaring. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats, waarbij cliënte en haar advocaat aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat cliënte's aandoening leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op ernstige psychische schade en verwaarlozing. Ondanks haar verzet tegen opname, was de rechtbank van mening dat opname noodzakelijk was om het ernstig nadeel te voorkomen, gezien het overbelaste steunsysteem en het feit dat cliënte professionele zorg afwijst. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar waren en verleende de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 28 oktober 2020.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 4 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594664 / FA RK 20-2517
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte],
geboren op [geboortedatum cliënte] ,
hierna: cliënte,
wonende en verblijvende aan de [adres cliënte] , [woonplaats cliënte] ,
advocaat mr. R.F. Nelisse te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 9 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 11 februari 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , arts, van 30 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 31 maart 2020;
 het zorgplan van 6 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënte in het bijzijn van [naam 2] , casemanager dementie, en [naam schoondochter] , schoondochter;
 de hiervoor genoemde advocaat van cliënte.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënte met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept. Cliënte lijdt al langere tijd aan de ziekte van Alzheimer. Hoewel cliënte zichzelf nog goed kan uitdrukken blijft zij hangen in haar verhaal en heeft ze geen realistisch zelfbeeld. Cliënte strijd om de regie te houden over haar leven en heeft opname in het verleden steeds weten te voorkomen. Cliënte heeft al een tijd 24-uurs zorg nodig. Zij is niet meer in staat maaltijden voor zichzelf te maken, het gas is zelfs afgesloten omdat er angst is dat zij dit per ongeluk open laat staan. Cliënte is incontinent en heeft veel zorg nodig in haar verzorging. Deze zorg wordt momenteel geboden door het steunsysteem omdat cliënte professionele zorg afhoudt of frustreert. Zij laat de thuiszorg binnen maar laat deze vervolgens niet toe om haar te wassen of haar kleding te wassen. Cliënte wil niet naar een dagbesteding. Mede hierdoor is het steunsysteem overbelast. Daar komt bij dat er sprake lijkt te zijn van (nachtelijk) dwalen aangezien er klachten zijn van omwonenden dat cliënte ‘s nachts buiten haar kat aan het zoeken is.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënte zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zij vindt dat zij nog steeds in staat is voor zichzelf te zorgen en wil niet weg uit haar eigen huis. De advocaat van cliënte voert aan dat er gezocht zou kunnen worden naar overige mantelzorgers. De Rechtbank begrijpt uit hetgeen besproken bij de mondelinge behandeling dat cliënte professionele hulp frustreert en dat haar schoondochter de enige is die mantelzorg kan geven. De schoondochter geeft aan dat haar man een spierziekte heeft en dat zij ook de zorg heeft voor haar eigen moeder. Het steunsysteem is overbelast, mede doordat cliënte hulp door thuiszorg afwijst en niet naar een dagbesteding wil gaan. Er zijn gezien het beperkte steunsysteem, geen andere vormen van (mantel)zorg in de thuissituatie meer mogelijk.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënte] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 oktober 2020.
Deze beschikking is op 28 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.C.J. Peeck, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 4 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.