Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
[naam 4] , verpleegkundige;
Rechtbank Rotterdam
Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 20 april 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene, die in GGZ Delfland verblijft, gehoord in het bijzijn van zijn advocaat en enkele zorgprofessionals. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een crisismaatregel was voldaan. Volgens artikel 7:1 Wvggz kan een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel alleen worden verleend als er onmiddellijk dreigend nadeel is en er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, aangezien betrokkene was overgeplaatst naar een andere afdeling waar hij goed functioneerde en geen verzet vertoonde. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel moest worden afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Rop en is op 1 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.