0.1uur op de Vlinderveen te Spijkenisse een revolver leegschoot in de lucht. Kort daarna zou deze man de aangever woordelijk hebben bedreigd. Volgens de aangever zou het gaan om een man van ongeveer 1.70 meter lang die een zwarte pet droeg, een blauwe trui aanhad, met daaroverheen een zwart lederen motorjack met voor de aangever onbekende emblemen, een spijkerbroek aan en hij zou twee goudkleurige voortanden hebben. De aangever had de Antilliaanse man later nog zien weglopen in de richting van de Snoekeveen in het gezelschap van een vrouw en twee kinderen. Later die nacht is een man aangehouden die voldeed aan het signalement en in het gezelschap van onder meer 2 kinderen en een vrouw was, maar de aangever herkende hem niet als degene die hem zou hebben bedreigd.
Een verbalisant heeft vervolgens op de website van motorclub Caloh Wagoh gezocht naar clubleden die voldeden aan het signalement en kwam hierbij uit op de verdachte.
Toen de aangever een foto werd getoond van de verdachte, herkende hij hem als de Antilliaanse man die hem op 1 januari 2017 zou hebben bedreigd.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de oudejaarsnacht 2016/2017 bij familie aan de Vlinderveen in Spijkenisse was. Hij is daar rond 00.00 uur alleen vertrokken om ergens anders met zijn kinderen en anderen oud en nieuw te vieren.
Hoewel de bewijsmiddelen tot een zekere verdenking ten aanzien van de verdachte leiden, is dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Volgens de verdachte waren er die nacht meerdere personen aanwezig op de Vlinderveen die zouden passen in het door de aangever gegeven signalement. Door de politie, die ter plaatse is geweest, is geen nader onderzoek gedaan naar de personen die aanwezig waren op [adres 1] (het adres dat door aangever is genoemd) en [adres 2] (het adres dat genoemd wordt in het pv bevindingen eindigend op -6). Daardoor kan niet worden beoordeeld of er die avond andere mannen aanwezig waren die ook in het door de aangever opgegeven signalement pasten.
De politie heeft verder ook geen enkel onderzoek gedaan naar de verklaring van de verdachte dat hij die nacht omstreeks 00.00 uur weg was gegaan van de Vlinderveen en naar Rozenburg was gegaan, waar agenten hem ook zouden hebben gezien. Opmerkelijk is dat de verdachte in verzekering is gesteld zodat zijn alibi gecontroleerd kon worden, terwijl dit vervolgens kennelijk niet is gebeurd.
Bovenstaande maakt dat de waarde van de herkenning van de verdachte door de aangever niet te beoordelen is, omdat onduidelijk is hoeveel andere mannen die de bewuste avond aanwezig waren, voldeden aan het signalement van de dader en ook niet duidelijk is geworden of de verdachte daar nog aanwezig was op het tijdstip dat er volgens de aangever zou zijn geschoten. Bovendien voldoet de enkelvoudige fotoconfrontatie niet aan de daaraan te stellen eisen.
De verklaringen van de aangever en de getuige zijn in het licht van bovenstaande onvoldoende om vast te stellen dat het verdachte was die aangever zou hebben bedreigd.
De verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De TCI-informatie en de MMA-melding waren onvoldoende voor de verdenking van verboden wapenbezit. De MMA-melding is zeer algemeen. Bovendien klopt het daarin genoemde telefoonnummer niet. De informatie uit beide meldingen vindt geen steun in niet-anonieme bronnen. De aanhouding van de verdachte was daarom onrechtmatig.
Ook de doorzoeking in de woning van de verdachte is onrechtmatig omdat de TCI-informatie, inhoudende dat verdachte altijd een wapen bij zich droeg, gefalsificeerd was doordat bij zijn aanhouding geen vuurwapen werd aangetroffen. De doorzoeking is ook onrechtmatig omdat de verbalisanten na binnentreden van de woning op grond van artikel 96 Sv de woning hebben doorzocht en niet slechts zoekend hebben rondgekeken.
In het dossier bevindt zich voorts geen schriftelijke bevestiging van de machtiging tot doorzoeking van de rechter-commissaris die mondeling zou zijn gegeven. Ook blijkt niet van enige dringende noodzakelijkheid, waardoor de komst van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht. Er was dus geen grond de hulpofficier van justitie te machtigen om de woning te doorzoeken.
Omdat de doorzoeking onrechtmatig is geweest dienen de resultaten hiervan van het bewijs te worden uitgesloten. Bij gebrek aan verder bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling
De informatie uit beide meldingen gecombineerd met informatie die bij de politie bekend was, namelijk dat de verdachte op een dodenlijst zou staan en dat de verdachte lid was van een motorclub waarvan leden verdacht worden van betrokkenheid bij liquidaties, was voldoende om ten aanzien van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Wet Wapens en Munitie aanwezig te achten. De aanhouding van de verdachte was dan ook niet onrechtmatig.
Nadat bij de aanhouding was gebleken dat de verdachte geen wapen bij zich had, maar wel een kogelvrij vest droeg, was er, gezien de verdenking, een redelijk vermoeden dat verdachte elders een vuurwapen zou hebben. Dat maakt dat er voldoende grond was voor een doorzoeking.
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (proces-verbaalnummer [procesverbaalnummer] -documentcode [documentcode] ) blijkt dat de doorzoeking onder leiding van een rechter-commissaris heeft plaats gevonden. De doorzoeking is geopend en gesloten door de rechter-commissaris en de rechter-commissaris heeft de in beslag genomen goederen overgedragen aan de politie. Hoewel de schriftelijke beschikking van de rechter-commissaris zich niet in het dossier bevindt, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. De verweren van de verdediging gaan er aan voorbij dat de doorzoeking onder leiding stond van een rechter-commissaris en kunnen reeds daarom niet slagen.
Er is geen sprake van enig vormverzuim, zodat er geen aanleiding tot bewijsuitsluiting is. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op 6 februari 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
munitie van categorie III, te weten twee kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 21 oktober 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een revolver, van het merk Taurus, type 44 Magnum, kaliber 44 Magnum
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
negen kogelpatronen, merk Lapua, type 44 Magnum, kaliber 44 Magnum
en
vijf kogelpatronen, merk CBC, type 44 Magnum, kaliber 44 Magnum
en zes kogelpatronen, merk Geco, type 9 mm, kaliber 9 mm
in bezit en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.