In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan over de weigering van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De bewindvoerder had verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares niet naar behoren aan haar verplichtingen had voldaan. De rechter-commissaris stemde op 11 maart 2020 in met dit verzoek, waarna de schuldenares en haar beschermingsbewindvoerder op 11 mei 2020 telefonisch zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares, die 32 uur per week werkt, sinds juni 2019 niet heeft voldaan aan haar aanvullende sollicitatieverplichting en een boedelachterstand van € 441,23 heeft laten ontstaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tekortkomingen in de sollicitatieverplichting niet aan de schuldenares kunnen worden verweten, gezien de omstandigheden en de beperkte begeleidingsuren die zij ontvangt. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, ondanks de resterende tekortkomingen in de informatie- en afdrachtverplichting. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds geweigerd.