Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- [naam 1] , bestuurder en voorzitter van aangeefster; en
- [naam 2] , bestuurder en penningmeester van aangeefster.
Rechtbank Rotterdam
Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot faillietverklaring van een stichting. Het verzoekschrift was op 3 juni 2020 ingediend, en de rechtbank had de stichting geïnformeerd over de behandeling van het verzoek op 16 juni 2020, waarbij de stichting de mogelijkheid kreeg om haar verzoek mondeling toe te lichten. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de stichting slechts één schuldeiser had, wat in strijd is met het pluraliteitsvereiste zoals vastgelegd in artikel 6, derde lid, van de Faillissementswet. Dit vereiste houdt in dat er meer dan één schuldeiser moet zijn, en dat ten minste één vordering opeisbaar moet zijn. Aangezien de stichting niet voldeed aan dit vereiste, werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.
De rechtbank overwoog verder dat de stichting mogelijk op grond van artikel 2:19 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan worden ontbonden, indien het bestuur besluit tot ontbinding. Dit artikel stelt dat een rechtspersoon die op het moment van ontbinding geen baten meer heeft, ophoudt te bestaan. De rechtbank benadrukte dat het aan de crediteuren is om aan te tonen dat er toch baten zijn, mocht er een verzoek tot faillietverklaring worden ingediend.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A.T. Frima, in aanwezigheid van mr. M. Mouthaan, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, en dit kan uitsluitend door een advocaat worden gedaan.