Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam bedrijf], hierna: ‘ [gedaagde] ’,
1..Het (verdere) verloop van de procedure
- het vonnis van 28 februari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de griffiersbrief van 31 maart 2020;
- de nadere conclusie van [eiseres 1] ;
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] .
2..De vaststaande feiten
- de maandelijkse lease zal ik inhouden op mijn management fee.
- ik zal de auto tegen de vermeldde restwaarde overnemen naar het einde van het contract, vermits ik nog in dienst ben bij [gedaagde] .
in het onwaarschijnlijke geval dat zij uit dienst zou treden voor het einde van de leaseovereenkomst de leaseverplichting zou overnemen’, bevestigd dat zij ‘indien zij uit dienst zou treden, d(i)e verplichting uiteraard overneemt’.
Akkoord [naam persoon 1] !” geantwoord.
3..Het geschil
in conventie- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 10.830,61 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum tot en met de dag van algehele voldoening, en een € 883,31 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsook in de nakosten.
in reconventie- gevorderd [verweerster] te veroordelen aan haar te betalen € 71.132,33, met wettelijke rente, kosten rechtens.
4..De beoordeling
€ 1.000,- per maand zou afnemen, een bedrag (nagenoeg) gelijk aan het bedrag dat [eiseres 1] vanaf januari 2016 tot en met augustus 2018, toen de samenwerking tussen partijen werd beëindigd, maandelijks al in mindering bracht op de overeengekomen managementfee voor het gebruik van de leaseauto.
gewoon een cash betaling’. Ook werd afgesproken: ‘
als er een deal komt aangaande de aandelen zal de gehele schuld direct worden voldaan’.