In deze zaak heeft de besloten vennootschap Stedin Beheer B.V. een vordering ingesteld tegen een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde], wegens het niet tijdig betalen van facturen. De procedure begon met een exploot van dagvaarding op 18 november 2019, gevolgd door een verstekvonnis op 23 januari 2020. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, waarna de zaak opnieuw werd behandeld.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] heeft op 5 juli 2019 een betalingsopdracht gegeven voor twee bedragen, die op 8 juli 2019 op de rekening van Stedin zijn bijgeschreven. Stedin had eerder facturen verzonden voor geleverde elektriciteitsdiensten, maar [gedaagde] heeft deze facturen niet tijdig betaald. Stedin heeft [gedaagde] aangemaand om de facturen te voldoen, maar de betaling is pas na de gestelde termijn ontvangen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de tijdige betaling en dat zij daarom de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van Stedin, die betrekking had op deze kosten, terecht was. De kantonrechter heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 895,46 aan Stedin, evenals de proceskosten van de procedure. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege op 19 juni 2020.