Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de exploten van dagvaarding d.d. 9 april 2020, met producties 1 t/m 10;
- de bij brief d.d. 15 mei 2020 door [eiser] ingediende pleitaantekeningen met producties 11 en 12;
- de per e-mail d.d. 15 mei 2020 door [gedaagde 2] ingediende pleitaantekeningen;
- de per e-mail d.d. 18 mei 2020 door [gedaagde 1] ingediende pleitaantekeningen;
- de door [gedaagde 1] ingediende producties 1 t/m 25, ter griffie binnengekomen op 18 mei 2020;
- de per-e-mail d.d. 18 mei 2020 door [gedaagde 1] ingediende producties 26 t/m 29;
- de per brief d.d. 18 mei 2020 door [eiser] ingediende producties 13 t/m 17;
- de per faxbrief d.d. 19 mei 2020 ingediende akte houdende eisvermeerdering met producties van [eiser] ;
- de door [eiser] ingediende productie.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
NJ1987/502 (
Spijkers)). Deze zogeheten factoren zijn slechts deelaspecten die niet afzonderlijk mogen worden beoordeeld: zij moeten een globaal beeld opleveren dat antwoord geeft op de vraag of sprake is van overgang van een onderneming. In sommige sectoren zullen bepaalde factoren belangrijker zijn dan in andere sectoren. Daarnaast geldt dat voorafgaande aan de vraag of de werknemer al dan niet zelf afstand heeft gedaan van de door artikel 7:663 BW geboden bescherming, voldoende vast dient te staan dat de werkgever de werknemer deugdelijk heeft geïnformeerd. De eisen van goed werkgeverschap ( artikel 7:611 BW) brengen namelijk mee dat het op de weg van de werkgever ligt zijn werknemers voldoende te informeren omtrent hun rechtspositie, de geldende wettelijke bepalingen en de in verband met de overgang te maken keuzes (HR 26 juni 2009,
NJ2011/154 (
Bos/Pax), zodat de werknemer zijn keuzes volledig geïnformeerd kan nemen.