ECLI:NL:RBROT:2020:5222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
C/10/592875 / JE RK 20-670 en C/10/597028 / JE RK 20-1437
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een groepsgesprek, waarbij de minderjarige, zijn moeder, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Dit gebeurde in het kader van de coronamaatregelen, waardoor er geen fysieke zitting kon plaatsvinden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] complexe problematiek vertoont, waaronder ADHD en een licht verstandelijke beperking. Hij heeft in het verleden problemen gehad met het accepteren van gezag en heeft zich onttrokken aan behandelingen. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat [voornaam minderjarige] zijn behandeltraject binnen de gesloten jeugdhulp voortzet, om zijn ontwikkeling en veiligheid te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 29 mei 2021 en de machtiging gesloten jeugdhulp verleend van 9 juni 2020 tot 9 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/592875 / JE RK 20-670 en C/10/597028 / JE RK 20-1437
datum uitspraak: 29 mei 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Eindhoven,

betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 maart 2020 en de daaraan
ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 mei 2020;
- de verklaring van 23 maart 2020 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring van 27 mei 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het COVID-19
virus tegen te gaan, zoals dat sinds 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd,
heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter op 29 mei
2020 de volgende personen gezamenlijk – in een groepsgesprek – gehoord:
- [voornaam minderjarige] , die ook apart voorafgaand aan het groepsgesprek in het bijzijn van zijn advocaat mr. R.A.A.H. van Leur is gehoord;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige
uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te
kunnen komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij Schakenbosch.
Bij beschikking van 9 maart 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 juni 2020.
Bij beschikking van 27 maart 2020 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 9 juni 2020.

De verzoeken en het standpunt van de Raad

De Raad heeft een ondertoezichtstelling verzocht van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een machtiting verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De Raad heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt toeglicht. [voornaam minderjarige] gedraagt zich goed bij Schakenbosch en de bedoeling is dat hij steeds meer vrijheden gaat krijgen. De vraag is echter hoe [voornaam minderjarige] zich gaat gedragen als hij meer vrijheden krijgt. Gedurende zijn verblijf bij Pluryn heeft hij laten zien dat hij niet goed met vrijheden om kan gaan. Hij loopt weg en onttrekt zich aan het gezag. [voornaam minderjarige] zal moeten profiteren van de hulp die hij eerder afwees, maar die hij binnen de gesloten setting moet accepteren. Binnenkort zal hij starten met een training Rots en Water. Daarnaast wil de Raad systeemtherapie inzetten, zodat de weekenden bij de moeder in de toekomst beter verlopen. [voornaam minderjarige] zal moeten laten zien dat hij zich met meer vrijheden en tijdens zijn behandeltraject ook goed kan gedragen.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting de verzoeken van de Raad ondersteund. De GI onderschrijft dat [voornaam minderjarige] goed gedrag laat zien bij Schakenbosch, maar dat hij voorheen bij Pluryn vier jaar lang niet aan behandeling is toegekomen. Mede om die reden is [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch geplaatst. Het advies van Pluryn is om [voornaam minderjarige] gesloten te plaatsen voor een langere periode. Voordat [voornaam minderjarige] geplaatst werd bij Schakenbosch, was hij al aangemeld voor een overstap naar Pameijer. De GI wil nu dat [voornaam minderjarige] eerst binnen Schakenbosch de tussenstap naar een open groep maakt, voordat hij naar Pameijer gaat. Alvorens hij naar een open groep kan, dient de kern van zijn problematiek te worden aangepakt en hiervoor behandeling te worden ingezet. Daarnaast moet [voornaam minderjarige] laten zien dat hij aan zijn doelen werkt en stappen vooruit zet. Pas daarna kan worden bezien of [voornaam minderjarige] mogelijk op een open groep van Schakenbosch kan worden geplaatst. Op 19 mei 2020 is er een behandelgesprek geweest, waarbij de moeder en [voornaam minderjarige] niet aanwezig waren. Het behandelplan is pas onlangs vastgesteld, omdat [voornaam minderjarige] eerst een periode geobserveerd moest worden bij Schakenbosch.

Het standpunt van belanghebbende

De moeder heeft ter zitting ingestemd met de verzoeken van de Raad. Zij vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige] aan zijn doelen werkt, leert om te gaan met gezag en met zijn boosheid. De moeder kon vanwege haar werk niet aanwezig zijn bij het behandelgesprek op 19 mei 2020.

Het standpunt van de minderjarige

De advocaat heeft zich namens [voornaam minderjarige] gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter en het volgende aangevoerd. [voornaam minderjarige] doet erg zijn best bij Schakenbosch en hij is van mening dat hij verder geen behandeling nodig heeft. [voornaam minderjarige] wil het liefst naar een open groep. Er wordt van [voornaam minderjarige] verwacht dat hij aan zijn doelen werkt, terwijl hij niet weet wat die doelen precies inhouden. Het is zorgelijk dat [voornaam minderjarige] niet wordt meegenomen in zijn behandelproces en er veel onduidelijkheid is voor hem. Zolang hij niet weet wat er van hem wordt verwacht, zal zijn passieve houding niet verbeteren. Zijn houding kan verbeteren als hij meer betrokken wordt bij wat er van hem wordt verlangd.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van complexe problematiek bij [voornaam minderjarige] . Er zijn onder meer ADHD, een licht verstandelijke beperking en een matige emotie- en impulsregulatie bij hem vastgesteld. Daarnaast heeft hij moeite met het accepteren van gezag en heeft hij een geringe gewetensfunctie. In 2016 is [voornaam minderjarige] uit huis geplaatst bij Pluryn. Als gevolg van voornoemde problematiek heeft [voornaam minderjarige] bij Pluryn fors grensoverschrijdend verbaal en fysiek agressief gedrag vertoont en is hij regelmatig in conflict gekomen met groepsgenoten en de groepsleiding. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] zich gedurende zijn verblijf bij Pluryn onttrokken aan de behandeling en begeleiding door weg te lopen van de groep. Hij is twee keer meerdere dagen vermist geweest, waarbij hij zichzelf in onveiligheid heeft gebracht door om te gaan met antisociale jongeren en zich mogelijk bezig te houden met criminele activiteiten. Ook zijn er vermoedens van middelengebruik. Als gevolg van voornoemde zorgelijk signalen verblijft [voornaam minderjarige] sinds maart 2020 in de gesloten jeugdhulpinstelling Schakenbosch.
In het begin van zijn verblijf bij Schakenbosch is [voornaam minderjarige] eerst een periode geobserveerd om te bezien welke hulpverlening passend is voor hem. Binnenkort zal hij starten met een training Rots en Water en zal er systeemtherapie worden ingezet. Hoewel bij Schakenbosch wordt gezien dat [voornaam minderjarige] zich kan houden aan de geldende regels en gewenst gedrag vertoont, is het nog onduidelijk in hoeverre [voornaam minderjarige] dit weet vast te houden zodra de behandeling van start gaat en hij meer vrijheden krijgt. In het verleden is gebleken dat hij grensoverschrijdend gedrag laat zien zodra zijn vrijheden en verantwoordelijkheden toenemen.
Met inachtneming van het voorgaande acht de kinderrechter het in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige] noodzakelijk dat hij zijn behandeltraject binnen de kaders van de gesloten jeugdhulp kan voortzetten. Overeenkomstig het advies van de gedragswetenschapper is de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige] duidelijkheid dient te krijgen over de te verwachten gedragingen, zodat hij weet waar hij aan toe is en aan welke doelen hij moet werken. Een duidelijk tijdpad is voor hem ook van belang. De gedragswetenschapper merkt op dat de door [voornaam minderjarige] gebruikte middelen mogelijk dienden als een vorm van zelfmedicatie. Hiervoor dient ook aandacht te zijn; wellicht kan gebruik van medicatie [voornaam minderjarige] helpen om zijn impulsen en emoties beter te reguleren. Het is tot slot van groot belang dat zowel [voornaam minderjarige] als de moeder betrokken worden bij de behandelbesprekingen en dat er rekening wordt gehouden met verhinderdagen van de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255
van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet. De
kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlegen voor de duur van
twaalf maanden. Ook zal de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, met
ingang van 9 juni 2020 tot 9 december 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 29 mei 2020 tot 29 mei 2021;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 9 juni 2020 tot 9 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.