ECLI:NL:RBROT:2020:5184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595365 / JE RK 20-1141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld via een telefonische zitting, waarbij de moeder, haar advocaat mr. H.E. Visscher, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen fysieke zitting plaats.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door kindeigen problematiek en onvoorspelbaar gedrag. Ondanks de betrokkenheid van de moeder, blijkt dat zij niet in staat is om de benodigde stabiliteit en structuur te bieden. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling gehandhaafd, terwijl de GI zich heeft aangesloten bij dit verzoek. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar heeft wel verzet aangetekend tegen de uithuisplaatsing, waarbij zij aangaf dat er eerst passende hulpverlening in het gezin moet worden ingezet.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is en heeft deze voor de duur van twaalf maanden toegewezen. Wat betreft de uithuisplaatsing heeft de kinderrechter besloten om dit verzoek aan te houden, in afwachting van de ontwikkeling van de hulpverlening die recent is opgestart. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum van 1 november 2020 een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 9 juni 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/595365 / JE RK 20-1141
datum uitspraak: 29 mei 2020

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 21 april 2020, ingekomen bij de griffie op 22 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter op 29 mei 2020 de volgende personen - via een groepsgesprek - telefonisch gehoord:
- de moeder en haar advocaat mr. H.E. Visscher,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna de GI, [naam vertegenwoordigster 2]
.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de meerderjarige broer van [naam kind] , [naam broer] en aan een goede vriend van het gezin, [naam vriend] . Zij waren tijdens het groepsgesprek bij mr. H.E. Visscher als toehoorders op kantoor aanwezig.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Portugese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk] , beëdigde tolk in de Portugese taal.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht de duur van zes maanden.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van kindeigen problematiek waardoor [naam kind] stagneert in zijn ontwikkeling. Ondanks de betrokkenheid van de moeder, overstijgt de problematiek haar mogelijkheden en is hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend gebleken. Een uithuisplaatsing zal de komende periode de nodige rust en stabiliteit kunnen bieden. Daarnaast moet er hulpverlening voor [naam kind] en het systeem worden ingezet.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De moeder maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] en staat open voor hulpverlening. Door en namens de moeder is wel verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De afgelopen periode is er onvoldoende hulpverlening van de grond gekomen. Er moet daarom eerst passende hulpverlening in het gezin worden ingezet. Recent is begeleiding vanuit de ASVZ opgestart en dit lijkt goed te verlopen. Daarnaast zal [naam kind] naar een nieuwe school gaan, waar ook de nodige hulpverlening zal worden ingezet. Een uithuisplaatsing is een grote verandering voor [naam kind] en zal voor veel onrust zorgen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft kindeigen problematiek en vertoont onvoorspelbaar gedrag in de thuissituatie en op school. De schoolprestaties van [naam kind] worden al langere tijd negatief beïnvloed door zijn gedrag en werkhouding. Ondanks haar bereidheid, lukt het de moeder niet om [naam kind] de stabiliteit en structuur te bieden die hij nodig heeft. De moeder ervaart een gevoel van toenemende machteloosheid. De kinderrechter is van oordeel dat betrokkenheid vanuit de GI noodzakelijk is om het gezin te begeleiden en om passende hulpverlening voor [naam kind] en het gezin in te zetten.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. In de afgelopen jaren lijkt de hulpverlening ten aanzien van [naam kind] en het gezin onvoldoende van de grond te zijn gekomen. Ter zitting is gebleken dat recent hulpverlening vanuit ASVZ is gestart. De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkeling hiervan dient te worden afgewacht, alvorens wordt besloten om [naam kind] uit huis te plaatsen. Daarnaast moet worden bezien of de situatie met intensieve begeleiding van de jeugdbeschermer en in te zetten hulpverlening aan [naam kind] en aan het gezinssysteem zal verbeteren. Een uithuisplaatsing is immers enkel gerechtvaardigd indien dit noodzakelijk is en minder ingrijpende vormen van hulpverlening onvoldoende soelaas bieden. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
De Raad wordt verzocht om
twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datumeen briefrapportage (met afschrift aan de GI, de moeder en aan de advocaat van de moeder) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 29 mei 2020 tot 29 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 november 2020 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.