Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding met producties van de man;
- de aanvullende producties van de man;
- de brief met bijlagen van jeugdbescherming, ingekomen op 12 mei 2020.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
633,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de juridische vader zonder gezag de nakoming van een door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De vrouw, de moeder van het kind, heeft gedurende een jaar de uitvoering van deze regeling belemmerd, ondanks de eerdere rechterlijke uitspraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgangsregeling, die in 2018 is vastgesteld, niet wordt nageleefd en dat dit schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank oordeelt dat de vrouw en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland moeten meewerken aan de uitvoering van de omgangsregeling. De rechtbank legt een dwangsom op aan de vrouw voor het geval zij niet aan de uitspraak voldoet. De voorzieningenrechter benadrukt dat de omgangsregeling in het belang van het kind is en dat de vrouw niet zonder gegronde redenen aanvullende voorwaarden kan stellen aan de uitvoering van de regeling. De uitspraak is gedaan in kort geding en de rechtbank heeft de vrouw veroordeeld in de proceskosten.