ECLI:NL:RBROT:2020:5157

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596826 / FA RK 20-3545
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De officier van justitie had verzocht om verplichte zorg, waaronder opname in een accommodatie, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de noodzakelijkheid van opname niet voorzienbaar was en dat alleen het toedienen van medicatie als verplichte zorg werd opgelegd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de medische verklaring van de psychiater en de bevindingen van de geneesheer-directeur, waaruit bleek dat de betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief was. De zorgmachtiging werd verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596826 / FA RK 20-3545
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 19 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door M. Popal, psychiater, van 3 april 2020;
  • de zorgkaart van 25 maart 2020;
  • het zorgplan van 26 maart 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene en het bericht dat geen politiegegevens van betrokkene bekend zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
 [naam begeleider] , begeleider, verbonden aan het Leger des Heils;
 [naam hulpverlener] , sociaal pedagogisch hulpverlener, verbonden aan Fivoor.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op het ontstaan van lichamelijk letsel of psychische schade bij anderen. Voorts bestaat er risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang bij betrokkene. Volgens betrokkene is het niet waar dat hij een psychische stoornis heeft. Hij voelt zich fit en niet ziek. Er is geen ziektebesef en -inzicht waardoor betrokkene stopt met het gebruik van medicatie wanneer er geen machtiging is die hem daartoe verplicht. In het verleden is meerdere malen gebleken dat wanneer betrokkene stopt met het gebruik van zijn medicatie, hij erg snel kan decompenseren. Deze decompensatie heeft maatschappelijke teloorgang tot gevolg.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene stabiel te houden, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Er is lang geprobeerd om op vrijwillige basis te behandelen met medicatie. Dit is echter onvoldoende gelukt. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek vertelt betrokkene meerdere keren dat hij veel last en pijn ervaart van de depotmedicatie die hij om de drie weken krijgt. Het liefst wil hij geen medicatie en anders wil hij orale medicatie. Hij verdient inmiddels een nieuwe kans om te bewijzen dat hij zijn orale medicatie zal innemen. De advocaat van betrokkene vertelt dat dit een terugkerend onderwerp van gesprek is. De behandelaar zegt dat ze bezig zijn om van medicatie te wisselen zodat betrokkene om de drie maanden een depot krijgt en dus minder last ervaart. Volgens de behandelaar is daarom orale medicatie op dit moment geen optie. De behandelaar heeft toegezegd op termijn te zullen kijken wat er dan mogelijk is. Gelet op het voorgaande is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van de verzochte vormen van verplichte zorg; opnemen in een accommodatie, beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, uitoefenen van toezicht op betrokkene, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek. Zolang betrokkene de voorgeschreven medicatie gebruikt is er sprake van een stabiel toestandsbeeld waardoor opname, en alle vormen van verplichte zorg die bij een opname komen kijken, niet voorzienbaar is. Indien ernstig nadeel ontstaat kan op grond van artikel 8:11 Wvggz de benodigde vorm van verplichte zorg alsnog worden gebruikt. De rechtbank gaat hierin met de advocaat mee. De genoemde vormen van verplichte zorg worden niet noodzakelijk geacht omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en het niet voorzienbaar is dat deze vormen van zorg nodig zullen zijn om het ernstig nadeel af te wenden. Betrokkene heeft tot 19 maart 2020 een voorwaardelijke machtiging onder de Wet bopz gehad, met als voorwaarde dat betrokkene zijn depotmedicatie gebruikt. Dit is goed verlopen waarna een grote kwalitatieve verbetering in het functioneren van betrokkene is gezien. Indien betrokkene de depotmedicatie gaat weigeren kan hij onder dwang de medicatie toegediend krijgen. Zo nodig kan dit door hem over te brengen naar een polikliniek. Nu de rechtbank alleen ambulante zorg verplicht oplegt zal het zorgplan hierop moeten worden aangepast.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 december 2020.
Deze beschikking is op 4 juni 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 11 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.