ECLI:NL:RBROT:2020:5150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
C/10/593317 / KG ZA 20-255
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van inschrijvers in aanbestedingsprocedure voor bouwkostendeskundige bij renovatie Museum Boijmans Van Beuningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen IGG Bouweconomy B.V. en de Gemeente Rotterdam. De zaak betreft een aanbestedingsprocedure voor de opdracht van bouwkostendeskundige voor de renovatie van het Museum Boijmans Van Beuningen. IGG heeft bezwaar gemaakt tegen de gunning van de opdracht aan Bremen Bouwadvies B.V., omdat zij twijfels heeft geuit over de geschiktheid van de medewerkers van Bremen in relatie tot de gestelde functieprofielen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Gemeente Rotterdam onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van de medewerkers van Bremen en heeft de Gemeente verboden om de opdracht definitief aan Bremen te gunnen totdat nader onderzoek is verricht naar de relevante ervaring van de beoogde senior calculator. De Gemeente is veroordeeld in de proceskosten van IGG, die zijn begroot op € 1.719,38, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en zorgvuldigheid in aanbestedingsprocedures, vooral wanneer er twijfels zijn over de geschiktheid van inschrijvers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/593317 / KG ZA 20-255
Vonnis in kort geding van 25 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IGG BOUWECONOMIE B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. T.M. van Dijk te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. de Rooij te Rotterdam.
Partijen worden hierna IGG en de Gemeente genoemd.

1..De procedure

1.1.
Vanwege de coronacrisis geldt voor procedures in kort geding tijdelijk een van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie afwijkende regeling. In deze zaak heeft de voorzieningenrechter beslist dat de procedure hoofdzakelijk schriftelijk zal verlopen, met aan het slot een mondelinge behandeling via Skype.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 maart 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de mondelinge behandeling door middel van skype gehouden op 8 mei 2020;
  • de e-mail van 11 mei 2020 van IGG;
  • de e-mail van 11 mei 2020 van de Gemeente.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van IGG verklaard dat hij voorafgaand aan de zitting een pleitnota heeft verzonden aan de rechtbank en de advocaat van de Gemeente. De advocaat van de Gemeente heeft bezwaar gemaakt tegen het nemen van een extra conclusie. Hij heeft in dit verband gesteld dat hij de pleitnota niet heeft ontvangen en dat vooraf was aangekondigd dat de mondelinge behandeling alleen bedoeld was voor vragen. Hierop heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat de pleitnota zou worden toegelaten, maar alleen voor zover het spreekaantekeningen betreft. Nadien is gebleken dat de advocaat van IGG de pleitnota niet op voorhand aan de rechtbank en de Gemeente had gezonden. Na de mondelinge behandeling heeft hij de pleitnota alsnog, met een begeleidende tekst, toegezonden aan de rechtbank en de Gemeente. De advocaat van de Gemeente heeft toen opnieuw verzocht de pleitnota buiten beschouwing te laten. Gelet op dit bezwaar en nu de griffier ter zitting niet heeft kunnen nagaan of de pleitnota in zijn geheel is voorgedragen, beslist de voorzieningenrechter dat de pleitnota (en de begeleidende tekst) geen deel uitmaken van het procesdossier.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter met een beroep op artikel 22 Rv aan partijen verzocht om informatie over een medewerker van Bremen in het geding te brengen. Bij e-mails van 11 mei 2020 hebben IGG en de Gemeente ieder een cv in het geding gebracht en de Gemeente daarnaast nog een e-mail van Bremen .
1.5.
Bij e-mail van 8 mei 2020 heeft IGG zich uitgelaten over het door de Gemeente toegezonden cv. Aangezien de voorzieningenrechter daartoe geen gelegenheid had gegeven en nu uit deze e-mail niet blijkt dat de Gemeente met toezending van die e-mail heeft ingestemd, wordt deze gelet op artikel 13 lid 3 van het (gewone) procesreglement buiten beschouwing gelaten.
1.6.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 9 december 2019 heeft de Gemeente de aankondiging gedaan voor de Europese openbare aanbestedingsprocedure voor de opdracht ‘Bouwkostendeskundige voor de renovatie van het Museum Boijmans Van Beuningen’ (hierna ‘de Opdracht’). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 (Aw) van toepassing. Het gunningscriterium is de ‘economisch meest voordelige inschrijving gehanteerd op basis van de beste prijs kwaliteitverhouding’.
2.2.
De Opdracht ziet op het aantrekken van ondersteuning voor het ontwerpteam van kostendeskundige advies in de voorbereidingsfasen van de renovatie en restauratie van het Museum Boijmans Van Beuningen. Met de aanbesteding beoogt de Gemeente een inschrijver te contracteren die (onder meer) beschikt over voldoende gekwalificeerde en ervaren senior bouwkostendeskundigen om de continuïteit van de gevraagde
dienstverlening gedurende het gehele ontwerp- en uitvoeringsproces te borgen. De beoogde aanvangsdatum van de te sluiten overeenkomst is 19 maart 2020.
2.3.
De aanbestedingsprocedure is nader omschreven in onder meer het Beschrijvend Document van 9 december 2019 (hierna: het Beschrijvend Document), de bijbehorende bijlagen en in de Nota’s van Inlichtingen van 13 januari en 30 januari 2020.
2.4.
De kwaliteit van de inschrijvingen wordt beoordeeld aan de hand van het door de inschrijvers ingediende Plan van Aanpak en een presentatie. In het Plan van Aanpak dienen de inschrijvers onder meer functieprofielen op te geven van de door hen in te zetten (key)medewerkers, onder meer twee senior bouwkostendeskundigen en een senior calculator. Voor zover van belang vermeldt het Beschrijvend Document met betrekking tot de functieprofielen het volgende:

5.5.3.1. KIA: plan van aanpak
Om dit Subgunningscriterium te kunnen beoordelen wordt Inschrijver gevraagd om een plan van aanpak in te dienen van maximaal zeven (7) a4, inclusief bijlagen, enkelzijdig en in een leesbaar format. Let op, indien er meer pagina’s worden ingediend worden alleen de eerste zeven pagina’s beoordeeld. Verwijzingen naar weblinks worden niet gelezen en niet
beoordeeld.
Het plan van aanpak dient minimaal de volgende onderdelen te bevatten:
1. De voorgestelde werkwijze om de onderhavige opdracht te realiseren met in
achtneming van problematiek van de complexiteit van de opgave, waaronder
renovatie en restauratie.
2. (...).
3. Representatieve functieprofielen van de in te zetten key-medewerkers (dit zijn senior
bouwkostendeskundige en senior calculator bij het uitvoeren van de onderhavige
opdracht
4. (...)
(...)
Toelichting functieprofielen
De ingediende functieprofielen dienen minimaal te voldoen aan de eisen die door de
Aanbestedende Dienst zijn gesteld aan de functieprofielen. Deze minimumeisen staan
vermeld in bijlage 6 van de (concept)Overeenkomst (zie hiervoor bijlage 9). Indien de
ingediende functieprofielen hier niet aan voldoen wordt de Inschrijving uitgesloten van
verdere beoordeling en komt Inschrijver in dat geval niet in aanmerking voor gunning.
Let op, Inschrijver dient alleen een functieprofiel in te dienen van de bij punt 3 genoemde
key-medewerkers. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de Aanbestedende Dienst om
CV’s van specifieke personen te ontvangen.
Toelichting uitvoering onderhavige opdracht
Het ingediende plan van aanpak maakt na gunning onderdeel uit van de Overeenkomst.
Concreet betekent dat het ingediende plan van aanpak gedurende de looptijd van de
Overeenkomst de minimumeis is voor het uitvoeren van de gevraagde werkzaamheden.
Dit betekent o.a. dat de key-medewerkers in het projectteam gedurende de looptijd van de
Overeenkomst minimaal moeten voldoen aan de door Inschrijver ingediende
functieprofielen en het ingediende plan van aanpak leidend is voor de uitvoering.(...)
2.5.
Bijlage 6 van de (concept)Overeenkomt vermeldt met betrekking tot de functieprofielen van de hiervoor bedoelde key-medewerkers – voor zover hier van belang – de volgende eisen:

1e Senior Bouwkostendeskundige
Eisen:
  • Minimaal 10 jaar aantoonbare praktijkervaring en expertise als bouwkostendeskundige op het gebied van het ramen en begroten van restauratiewerkzaamheden van monumenten.
  • Minimaal 15 jaar aantoonbare praktijkervaring en expertise als bouwkostendeskundige aangaande het ramen en begroten van renovatie- en nieuwbouwprojecten van maatschappelijk vastgoed.
  • Ervaring met het deelnemen als bouwkostendeskundige aan een ontwerpteam bij tenminste 5 projecten met een functie van maatschappelijk vastgoed met een omvang van tenminste >50 miljoen in de voorbereidende fase van het project.
  • Een afgeronde en erkende opleiding, minimaal op hbo-niveau.
  • (...)
2e Senior Bouwkostendeskundige
Gelijk aan 1e Senior bouwkostendeskundige.
Eisen:
• Minimaal gelijkwaardig aan hierboven genoemde eisen voor de 1e Senior bouwkostendeskundige.
(...)
Ondersteuning Senior Bouwkostendeskundige
Senior Calculator
Eisen:
  • Minimaal 10 jaar relevante werkervaring opgedaan als calculator op het gebied van renovatie- en nieuwbouwprojecten van maatschappelijk vastgoed.
  • Een afgeronde en erkende opleiding, minimaal op hbo-niveau
  • (...)
2.6.
Met betrekking tot de vertrouwelijkheid van inschrijving is in 4.2.13 van het Beschrijvend Document het volgende opgenomen:
4.2.13. Vertrouwelijkheid Inschrijving

De Inschrijving van Inschrijver inclusief alle documenten die de Aanbestedende Dienst als
onderdeel van de Inschrijving worden aangeboden worden eigendom van de Aanbestedende
Dienst. De Aanbestedende Dienst behandelt de van Inschrijver afkomstige informatie,
waarvan hij de vertrouwelijkheid kent dan wel redelijkerwijs behoort te kennen, vertrouwelijk behoudens het geval dat de Aanbestedende Dienst op grond van uit het aanbestedingsrecht voortvloeiende verplichtingen of enige andere (wettelijke) verplichting gehouden is tot openbaarmaking.
2.7.
Naar aanleiding van de gevraagde functieprofielen is een vraag (20) gesteld met betrekking tot de opleidingseis die in de Nota van Inlichtingen van 13 januari 2020 is beantwoord. Deze vraag en het gegeven antwoord luiden als volgt:
Vraag:

In alle genoemde ‘senior’ profielen is sprake van een personeel afgeronde en erkende opleiding én minimaal op hbo-niveau. Onze vraag: Een aantal in onze optiek zeer geschikte senioren uit ons team beschikken niet over een opleiding op hbo-niveau, echter hebben een groot aantal vergelijkbare projecten succesvol begeleidt. In hoeverre staat u open voor deze senioren en is op basis van deze ervaring sprake van het gelijkheidsbeginsel?
Antwoord:

Nee, we staan hier niet open voor.
2.8.
Acht partijen hebben voor de Opdracht ingeschreven, waaronder IGG en de vennootschap Bremen Bouwadvies B.V. (hierna: Bremen). Twee van de acht inschrijvers zijn uitgesloten.
2.9.
Bij brief van 27 februari 2020 heeft de Gemeente aan IGG meegedeeld dat zij voornemens is de Opdracht te gunnen aan Bremen en dat van de maximaal te behalen 100 punten Bremen 91,5 punten en IGG 74,5 punten heeft gescoord.
2.10.
Bij brief van 3 maart 2020 heeft IGG bezwaar gemaakt tegen het gunningsvoornemen. IGG heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat Bremen niet aan de functieprofielen voldoet en daaraan ook niet kan voldoen. In haar bezwaar schrijft IGG dat volgens haar van de 9 personen die Bremen zou kunnen inzetten voor de functies van eerste en tweede bouwkostendeskundige en senior calculator er 3 niet voldoen op basis van hun ervaring, er 3 niet voldoen op basis van hun opleidingsniveau en de overige 3 minder dan (de voor senior calculator vereiste) 10 jaar ervaring hebben. In deze brief wijst IGG aan de hand van de website van Bremen met daarop de cv’s van haar medewerkers en de LinkedIn-accounts van de betreffende personen op onder meer de volgende medewerkers:
  • [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ), die volgens zijn LinkedIn-account in oktober 2010 bij Bremen in dienst is getreden en daarom volgens IGG op het moment van inschrijving over 9 jaar en 5 maanden relevante ervaring beschikte;
  • [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ), die volgens IGG geen hbo-opleiding heeft gedaan.
In haar brief verzoekt IGG de Gemeente haar te informeren met welke adviseurs Bremen heeft ingeschreven en, indien Bremen met de door IGG vermelde adviseurs heeft ingeschreven, op welke wijze zij heeft getoetst dat zij aan de minimale vereisten voldoen.
2.11.
Bij brief van 6 maart 2020 heeft de Gemeente aan IGG meegedeeld dat zij na het opvragen van extra informatie bij Bremen en nadere bestudering van de documenten tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar van IGG ongegrond is. In deze brief schrijft de Gemeente met verwijzing naar de in het Beschrijvend Document gegeven toelichting onder meer het volgende:

De Aanbestedende Dienst vroeg met punt 3 expliciet dus niet om CV’s van specifieke
personen, maar om de te verwachten in te zetten functieprofielen. Bremen (...) heeft
daarbij in het ingediende Plan van Aanpak globaal aangegeven waar de door zijn in te zetten medewerkers aan zullen voldoen. Deze voldeden aan de in bijlage 6 van de
(concept)Overeenkomst genoemde eisen.
Het controleren van de in te zetten personeelsleden dient dus als volgt te worden vastgesteld:
Voldoet de ingezette key-medewerker aan de inschrijving (Plan van Aanpak) van Bremen
Bouwadvies? Deze mag immers niet in negatieve zin afwijken van bijlage 6 van de
(concept)Overeenkomst. indien de in te zetten personen voldoen, dan mogen zij ingezet
worden in de uitvoering van de Overeenkomst. De Aanbestedende Dienst heeft deze
functieprofielen gecontroleerd en heeft geverifieerd dat deze voldoen aan het gestelde in de
aanbestedingsdocumenten.
2.12.
Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft IGG de Gemeente nogmaals verzocht om informatie over de door Bremen in te zetten medewerkers. In antwoord hierop heeft de Gemeente aan IGG laten weten dat zij niet aan het verzoek kan voldoen, omdat het bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft.
2.13.
Bij brief van 12 maart 2020 heeft de advocaat van IGG de Gemeente met een uitgebreide motviering verzocht om de gunningsbeslissing te heroverwegen. In antwoord hierop heeft de Gemeente laten weten dat zij hiertoe geen aanleiding ziet.
2.14.
In een door [naam persoon 1] opgesteld cv staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

Bremen Bouwadviseurs
Kostendeskundige & BIM-Consultant
In 2010 ben ik mijn carriere gestart bij Bremen Bouwadviseurs. Ik heb in deze 10 jaar
tijd een groot scala aan diverse projecten onder mijn hoede gehad en ben gegroeid
naar een ervaren senior kostendeskundige. Ik heb mij de afgelopen jaren gespeciliseerd in renovatie en onderhoud van historische en niet historische gebouwen. (...)
(...)
BESIX
Calculator / werkvoorbereider
Tijdens mijn periode bij Besix ben ik werkzaam geweest op het project de Maastoren
in Rotterdam. Tijdens de uitvoering was ik verantwoordelijk voor de entree en voor
het glazen restaurant. De planning, inkoop en zorgen dat binnen het gestelde budget
zou blijven waren onderdeel van mijn werkzaamheden.
2.15.
In een e-mail van 11 mei 2020 schrijft [naam persoon 2] namens Bremen het volgende aan de advocaat van de Gemeente:

Tussen Besix en Bremen heeft [naam][voorzieningenrechter: [naam persoon 1] ]
gewerkt bij MorePlatz waar hij naast ondersteunen bij ontwerp vooral de kosten deed voor hun projecten zoals cafe Eisenmann House en New Amsterdam en Baugespann (alle projecten in de culturele sector).
Ook hier hopen op korte termijn een bevestiging van te krijgen want dit bureau zit momenteel niet meer in Rotterdam maar in Berlijn, vandaar niet meegenomen in ons CV.
Hierdoor komen wij aantoonbaar op ruim 10 jaar.

3..Het geschil

3.1.
IGG vordert, samengevat:
I. De Gemeente te verbieden om de opdracht op basis van de onderhavige aanbesteding te gunnen aan Bremen voordat een zorgvuldige (en voor IGG verifieerbare) controle dan wel herbeoordeling van de Inschrijving van Bremen (voor zover het gaat om de functieprofielen) heeft plaatsgevonden;
II. De Gemeente te gebieden een zorgvuldige (en voor IGG verifieerbare) controle c.q. verificatie uit te voeren dan wel herbeoordeling van Inschrijving van Bremen (voor zover het gaat om de functieprofielen) te laten plaatsvinden alvorens zij tot gunning van de op dracht aan Bremen zal overgaan;
III. De Gemeente te gebieden, al dan niet geanonimiseerd, informatie te verstrekken zodat IGG in staat wordt gesteld om te controleren c.q. verifiëren of Bremen daadwerkelijk aan de minimumeisen (voor zover het gaat om de functieprofielen) voldoet;
IV. De Gemeente te gebieden de inschrijving van Brernen terzijde te leggen indien blijkt dat Bremen niet aan de minimumeisen zoals gesteld aan de Inschrijving, voldoet;
V. De Gemeente te gebieden de opdracht aan IGG te gunnen, indien de inschrijving van Bremen terzijde is geschoven;
een ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, waaronder de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering legt IGG het volgende ten grondslag.
Uit inventariserend onderzoek volgt dat Bremen met de medewerkers die zij ten tijde van de inschrijving in dienst had onmogelijk aan de functieprofielen voor de drie key-medewerkers kan voldoen. Deze medewerkers van Bremen voldoen niet aan de eis van minimaal 10 respectievelijk 15 jaar relevante ervaring en/of niet aan de eis van een hbo-diploma.
In antwoord op de door IGG naar voren gebrachte twijfel, kon de Gemeente niet volstaan met een kennelijk globale controle en het verwijzen naar het Plan van Aanpak van Bremen . De Gemeente kan ook niet volstaan met een beroep op de bedrijfsvertrouwelijkheid van de informatie.
Voordat De Gemeente tot definitieve gunning mag overgaan, dient zij nader te onderzoeken of Bremen voldoet aan de minimale (geschiktheids)eisen met betrekking tot de functieprofielen. Zij dient dit voorts, al dan niet met anonimisering van bedrijfsvertrouwelijke informatie, aan IGG aantoonbaar te maken.
Indien Bremen niet voldoet, moet zij uitgesloten worden en in dat geval dient de Opdracht aan IGG te worden gegund.
3.3.
De Gemeente voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
De inschrijving van Bremen , waaronder haar Plan van Aanpak met daarin de functieprofielen, is zorgvuldig getoetst aan de vooraf vastgestelde voorwaarden. De Gemeente mag in beginsel ook op die inschrijving afgaan.
De informatie van IGG is deels onjuist, deels onvolledig en deels gebaseerd op vermoedens, waarbij de Gemeente opmerkt dat profielen op LinkedIn niet altijd betrouwbaar zijn. Zo is [naam persoon 1] niet de door Bremen beoogde (eerste of tweede) bouwkostendeskundige.
Anders dan IGG kennelijk meent, volgt uit het Beschrijvend Document niet dat de key-medewerkers een hbo-diploma moeten hebben. Vereist is een afgeronde en erkende opleiding op hbo-niveau, dat kan dus ook een andere opleiding zijn, mits op hbo-niveau.
Hoewel de Gemeente naar aanleiding van de bezwaren van IGG geen gerede twijfel heeft, heeft zij toch nadere verificatie gevraagd bij Bremen. Uit de daaruit verkregen volledige informatie (cv’s, diploma’s en certificaten, etc.) blijkt inderdaad dat de beschreven functieprofielen aantoonbaar voldoen aan de gestelde functie-eisen.
De Gemeente is op grond van artikel 2.138 aanhef en onder c Aw 2012 niet bereid om de stukken ter beschikking te stellen aan IGG, aangezien het privacygevoelige informatie van de betreffende medewerkers en/of bedrijfsgevoelige informatie betreft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of de Gemeente tot nader onderzoek dient over te gaan voordat zij overgaat tot definitieve gunning van de Opdracht. Hiertoe dient de vraag te worden beantwoord of Bremen in staat moet worden geacht om invulling te geven aan de geëiste functieprofielen. Hierbij is van belang of de Gemeente al voldoende onderzoek heeft gedaan en of de Gemeente haar (nadere) bevindingen met IGG moet delen.
4.2.
Bij de beoordeling staat voorop dat de aan het aanbestedingsrecht ten grondslag liggende beginselen van transparantie en gelijke behandeling vereisen dat de voorwaarden inzake de deelneming aan een opdracht tevoren duidelijk moeten zijn bepaald opdat betrokkenen van de procedurele verplichtingen op de hoogte kunnen zijn en er zeker van kunnen zijn dat deze verplichtingen voor alle (potentiële) deelnemers gelden, zodat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Hierbij dient de aanbestedende dienst nauwgezet de door haar vastgestelde criteria in acht te nemen, niet alleen tijdens de inschrijvingsprocedure als zodanig maar meer in het algemeen tot aan het einde van de fase van uitvoering van de betrokken aanbesteding, (zie onder meer HvJ 29 april 2004, ECLI:EU:C:2004:236 (Succhi di Frutta).
4.3.
Bij de beoordeling merkt de voorzieningenrechter op dat de Gemeente aan de gegadigden heeft gevraagd bij hun inschrijving geen cv’s aan te leveren. Dat wil zeggen dat de gegadigden bij hun inschrijving konden volstaan met het opgegeven van de functieprofielen, zonder dat daaraan (zichtbaar) concrete personen waren gekoppeld.
Uit de in het Beschrijvend Document onder 5.5.3.1 opgenomen toelichting volgt evenwel dat verplichting dat de key-medewerkers in het projectteam gedurende de looptijd van de
overeenkomst minimaal moeten voldoen aan de door Inschrijver ingediende
functieprofielen. Dit betekent dat het niet anders kan dan dat de inschrijvers per functieprofiel een of meer concrete medewerkers op het oog moeten hebben gehad en dat de Gemeente de Opdracht enkel wenst te gunnen aan partijen die die concrete medewerkers bij de uitvoering van de overeenkomst kunnen leveren. Dat dit zo is, volgt ook uit het feit dat de Gemeente naar aanleiding van de door IGG geuite bezwaren cv’s, diploma’s heeft opgevraagd bij Bremen. Dit schrijft de Gemeente ook in haar brief van 6 maart 2020.
4.4.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat het Plan van Aanpak van Bremen voldoet. In beginsel mag de Gemeente van de juistheid van dat Plan van Aanpak uitgaan, maar bij (later opgekomen) twijfel over de concrete invulling ervan dient de Gemeente
– mede in het licht van wat in 4.2 is overwogen met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst – te onderzoeken of Bremen kan voldoen aan de na definitieve gunning te sluiten overeenkomst. Dat de Gemeente als aanbestedende dienst bij gerede twijfel nader onderzoek moet verrichten, staat tussen partijen ook niet ter discussie. In geschil is of er reden is om te twijfelen aan de invulling van het Plan van Aanpak door Bremen.
4.5.
In haar eerste bezwaar heeft IGG concrete medewerkers van Bremen opgesomd en gesteld dat deze volgens haar niet kunnen voldoen aan de gestelde opleidings- en/of ervaringseisen. Op zichzelf is het juist dat de Gemeente niet is gehouden om op basis van vermoedens en speculaties over het door Bremen in te zetten personeel concrete (mogelijk deels vertrouwelijke) informatie van Bremen met IGG te delen. De bijzonderheid die zich hier echter voordoet is dat partijen elkaar uit de markt kennen, dat informatie over de medewerkers van Bremen beschikbaar is (of was) op haar website en op de LinkedIn-accounts van de betreffende medewerkers en dat IGG naar aanleiding van een sollicitatie bij haar beschikt over het cv van een van de medewerkers van Bremen . Indien uit die door (medewerkers van) Bremen zelf gegeven informatie lijkt te volgen dat de medewerkers niet aan de functieprofielen voldoen, is dat meer dan een speculatie of een vermoeden. Indien dit aan de orde is, is op grond van het aanbestedingsrechtelijke transparantiebeginsel nader onderzoek vereist. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat de gevonden informatie inderdaad niet volledig hoeft te zijn – de informatie kan verouderd zijn of juist te rooskleurig – maar die mogelijkheid ontslaat de aanbestedende dienst niet van het doen van nader onderzoek en/of het weerleggen van de uit die informatie opgekomen bezwaren.
4.6.
In deze procedure heeft IGG twee voldoende concrete bezwaren naar voren gebracht. Deze betreffen de opleidingseis (kort gezegd hbo-niveau) waaraan volgens IGG de gegadigden voor eerste en/of tweede senior bouwkostendeskundige niet zouden voldoen. Daarnaast hebben partijen discussie over de vraag of de beoogd senior calculator ( [naam persoon 1] ) voldoet aan de ervaringseis van 10 jaar relevante ervaring. Deze bezwaren komen hierna aan de orde.
4.7.
Met betrekking tot de opleidingseis overweegt de voorzieningenrechter dat voor de drie key-medewerkers is vereist dat zij beschikken over een “
afgeronde en erkende opleiding, minimaal op hbo-niveau”. Anders dan IGG heeft betoogd, volgt uit deze eis niet dat key-medewerkers over een hbo-diploma moeten beschikken. Vereist is immers een (afgeronde en erkende) opleiding, die wel op hbo-niveau moet zijn. Naar voorlopig oordeel voldoet een afgeronde erkende post-hbo-opleiding, waarvoor toelatingseisen gelden, aan deze eis. Het in de Nota van Inlichtingen gegeven antwoord (zie 2.7) maakt dat niet anders: ook daar staat dat er sprake moet zijn van een opleiding op (minimaal) hbo-niveau en dat enkel praktijkervaring onvoldoende is. Er is dus niet zonder meer reden om aan te nemen dat de door Bremen in te zetten medewerkers zonder hbo-diploma niet voldoen aan de opleidingseis.
4.8.
Met betrekking tot de senior calculator wordt het volgende overwogen.
Inmiddels staat tussen partijen vast dat [naam persoon 1] de door Bremen beoogde senior calculator is. Tussen partijen staat ter discussie of hij voldoet aan gestelde ervaringseis van minimaal
10 jaar relevante werkervaring (...) als calculator op het gebied van renovatie- en nieuwbouwprojecten van maatschappelijk vastgoed.
4.9.
IGG heeft zich op het standpunt gesteld dat de relevante werkervaring van [naam persoon 1] ten tijde van de inschrijving op de aanbesteding 9 jaar en vijf maanden bedroeg. Zij heeft in dit verband verwezen naar het LinkedIn-account van [naam persoon 1] . Ter zitting heeft de Gemeente zich beroepen op een cv waaruit zou volgen dat [naam persoon 1] niet in oktober 2010 maar in oktober 2009 bij Bremen zou zijn begonnen. Hierop heeft IGG verwezen naar een cv van [naam persoon 1] uit 2016, waarover zij naar aanleiding van een sollicitatie beschikt. In dat cv staat dat [naam persoon 1] in 2010 is begonnen bij Bremen.
4.10.
Gelet op deze (kennelijke) tegenstrijdigheid in de cv’s en aangezien partijen het er kennelijk over eens dat de ervaring bij Bremen relevante ervaring betreft, heeft de voorzieningenrechter partijen met een beroep op artikel 22 Rv verzocht de cv’s waarop zij zich beroepen in het geding te brengen.
4.11.
Uit de overgelegde cv’s blijkt dat [naam persoon 1] volgens beide cv’s toch in (de voorzieningenrechter begrijpt oktober) 2010 bij Bremen is begonnen, zodat hij niet enkel op grond van zijn ervaring bij Bremen over de vereiste ervaring beschikt. Dit doet vermoeden dat de Gemeente bij haar eerste controle mogelijk is uitgegaan van onjuiste gegevens of dat de controle mogelijk onzorgvuldig is geweest. De nadere toelichting van [naam persoon 2] (zie 2.15) roept in dat opzicht alleen maar meer vragen op. Deze toelichting is kennelijk gegeven nádat naar voren is gekomen van de ervaring van [naam persoon 1] bij Bremen niet voldeed. Daarbij komt dat nu een beroep wordt gedaan op ervaring als calculator, die [naam persoon 1] zou hebben opgedaan in een periode die hij volgens zijn LinkedIn-account en zijn cv uit 2016 werkte als designer respectievelijk ontwerper/bouwkundig tekenaar (en dus, volgens dat oudere cv, niet als calculator) terwijl die specifieke ervaring in het oudere cv niet stond. Dat roept nog meer vragen op.
4.12.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter nader onderzoek naar de relevante ervaring van [naam persoon 1] noodzakelijk. Het onder gevorderde II. gevorderde (voorlopige) verbod tot definitieve gunning aan Bremen wordt daarom, deels, toegewezen. Voordat nader onderzoek naar de inschrijving van Bremen heeft plaatsgevonden, is geen plaats voor een gebod om de inschrijving van Bremen terzijde te leggen of een gebod om de Opdracht vervolgens aan IGG te gunnen.
4.13.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de Gemeente het onderzoek – dat ook in haar eigen belang is – op zorgvuldige wijze zal uitvoeren. Indien de Gemeente opnieuw tot de conclusie komt dat [naam persoon 1] over de vereiste ervaring beschikt, mag van haar worden verlangd dat zij IGG met verstrekking van relevante, al dan niet geanonimiseerde, bescheiden, op de hoogte stelt van haar bevindingen. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat de Gemeente (al dan niet door toedoen van Bremen ) zelf onduidelijkheid heeft laten ontstaan over de relevante ervaring van [naam persoon 1] en dat Bremen en [naam persoon 1] er kennelijk ook geen problemen mee hebben om dergelijke informatie te delen.
4.14.
Ter zitting heeft IGG nog betoogd dat de derde door Bremen beoogde key-medewerker niet over de vereiste bouwkundige ervaring beschikt. Zij heeft hiertoe opnieuw verwezen naar haar onderzoek naar de website van Bremen waaruit de ervaring als kostendeskundige niet herleidbaar zou zijn. Volgens de Gemeente voldoet de beoogde medewerker wel. Tussen partijen staat de persoon van de betreffende medewerker evenwel niet vast. Op dit punt geeft de voorzieningenrechter de Gemeente in overweging om, ook gelet op het hiervoor overwogene en de stellingen van IGG in randnummer 2.24. in de dagvaarding, op welke stellingen de Gemeente niet of nauwelijks is ingegaan, – in overleg met Bremen en de betreffende medewerker – meer informatie te verschaffen over de door Bremen in te zetten medewerker. De Gemeente zou zich bijvoorbeeld kunnen uitlaten over de vraag of het inderdaad om de betreffende medewerker gaat en, zo ja, waaruit globaal zijn relevante ervaring bestaat. Voorshands valt in de gegeven situatie niet in te zien dat de persoon van de in te zetten medewerker of diens werkervaring bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft. Dit laatste geldt temeer, nu de beoogde aanvangsdatum van de te sluiten overeenkomst reeds is verstreken.
4.15.
Aangezien van de Gemeente verwacht mag worden dat zij gerechtelijke uitspraken nakomt, bestaat geen aanleiding voor oplegging van een dwangsom.
4.16.
De Gemeente wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van IGG worden begroot op:
-dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.719,38
4.17.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de Gemeente de Opdracht definitief aan Bremen te gunnen, totdat zij nader onderzoek heeft gedaan naar de relevante ervaring van [naam persoon 1] en zij IGG, onder overlegging van relevante bescheiden, van haar bevindingen op de hoogte heeft gesteld;
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van IGG tot op heden begroot op € 1.719,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
3077/2009