ECLI:NL:RBROT:2020:5149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
8533815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van VvE-bijdragen met wettelijke rente

In deze zaak heeft de vereniging VvE Barbizonlaan te Capelle aan den IJssel, vertegenwoordigd door haar gemachtigde BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 818,69, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 mei 2020, en toekomstige VvE-bijdragen van € 103,63 per maand vanaf 1 juni 2020. De gedaagde heeft de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist, maar heeft aangegeven een eerdere betalingsregeling niet te zijn nagekomen en wenst thans een nieuwe regeling te treffen.

De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met uitzondering van een deel van de kosten die de VvE heeft gemaakt voor het vaststellen van het eigendomsrecht, welke kosten zijn afgewezen. Het toegewezen bedrag bedraagt in totaal € 812,64. De vordering inzake toekomstige bijdragen is toegewezen tot het einde van het lopende boekjaar, omdat de hoogte van de bijdragen daarna nog niet vaststaat. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de gedaagde, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten wordt veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde moet betalen aan de VvE, met inachtneming van de wettelijke rente, en dat hij in de proceskosten wordt veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8533815 \ CV EXPL 20-16354
uitspraak: 26 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging
VvE Barbizonlaan te Capelle aan den IJssel,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 mei 2020,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “de VvE” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

De VvE heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan de VvE te betalen een bedrag van € 818,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en [gedaagde] tevens te veroordelen tot betaling van de toekomstige VvE-bijdragen à € 103,63 per maand vanaf 1 juni 2020, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] heeft op de eis geantwoord.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De beoordeling

[gedaagde] heeft de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist. [gedaagde] heeft gesteld een eerdere betalingsregeling niet te zijn nagekomen en heeft aangegeven thans een nieuwe betalingsregeling te willen afspreken.
De vordering is op de wet gegrond en wordt dan ook toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
Van het gevorderde bedrag van € 818,69 maakt deel uit een bedrag van € 6,05, bestaande uit de kosten, die de VvE heeft gemaakt voor het vaststellen van het eigendomsrecht in de vorm van het opvragen van een kadastraal uittreksel. Deze kosten zullen worden afgewezen. Daartoe neemt de kantonrechter in aanmerking dat de deurwaarder deze kosten niet noodzakelijkerwijs heeft hoeven maken voor een goede ambtsverrichting. Heeft de deurwaarder deze kosten gemaakt als incassogemachtigde, dan worden die kosten geacht begrepen te zijn in de buitengerechtelijke incassokosten. Voor aparte toewijzing van de gevorderde kadastrale kosten bestaat geen grond.
Voorgaande betekent dat er een totaalbedrag van € 812,64 zal worden toegewezen.
De vordering inzake toekomstige, nog te vervallen bijdragen, wordt toegewezen tot het einde van het ten tijde van de dagvaarding lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van de bijdragen nadien nog niet vast staat.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd zonder instemming van de VvE een betalingsregeling vast te stellen. Het staat [gedaagde] vrij om, naar aanleiding van het vonnis, met (de gemachtigde van) de VvE in overleg te treden voor het treffen van een betalingsregeling.
[gedaagde] wordt, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan de VvE tegen kwijting te betalen € 812,64, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 11 mei 2020 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] , om aan de VvE tegen kwijting te betalen vanaf 1 juni 2020 een bedrag van € 103,63 per maand, indien hij met betaling in gebreke blijft te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag telkens vanaf de eerste dag van de maand van elke periode tot aan de dag der algehele voldoening, tot het einde van het ten tijde van de dagvaarding lopende boekjaar, dan wel zoveel eerder het lidmaatschap van [gedaagde] zal eindigen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VVE vastgesteld op € 604,09 aan verschotten en € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487