ECLI:NL:RBROT:2020:5142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597848 / FA RK 20-4024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die op dat moment verbleef in een zorginstelling. De officier van justitie had op 8 juni 2020 een verzoek ingediend om de op 7 juni 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de betrokkene niet gehoord, omdat zij aangaf zich niet voldoende voorbereid te voelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, met een aanzienlijk risico op suïcide. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene recentelijk een suïcidepoging had gedaan en dat er zorgen waren over haar mentale toestand, mede door externe factoren die haar emotioneel beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden en verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter S.W. Kuip en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597848 / FA RK 20-4024
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhaavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Spijkenisse.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 juni 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 7 juni 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 7 juni 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door A. Maras, psychiater, van 7 juni 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam voogd] , voogd van betrokkene;
 [naam psychiater] , psychiater, verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De psychiater heeft de telefoon aan betrokkene gegeven en zij heeft toen duidelijk gezegd dat ze niet aanwezig wilde zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek. Betrokkene gaf aan dat zij naar haar gevoel onvoldoende tijd had gehad om zich op de mondelinge behandeling voor te bereiden. De problematiek die haar parten speelt, zo verklaarde betrokkene, zorgt er voor dat zij meer tijd nodig heeft om zich in te stellen op veranderingen en om zich op bepaalde situaties voor te bereiden. Nu dit naar haar gevoel onvoldoende is gebeurd, kan en wil zij niet deelnemen aan de mondelinge behandeling.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het aanzienlijk risico dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven dan wel ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Betrokkene is inmiddels al enige tijd opgenomen, waarvan een gedeelte op vrijwillige basis. Kort voor deze zitting was het toestandsbeeld van betrokkene aanzienlijk verbeterd en was er een opbouwplan gemaakt met oog op het naderend ontslag. In dit opbouwplan zijn doelstellingen opgenomen die betrokkene gedurende twee weken wilde gaan bereiken om zodoende geleidelijk naar terugkeer van haar woonplek toe te werken. Ineens is er echter een enorme verslechtering opgetreden en heeft betrokkene op 5 juni 2020 een poging tot suïcide gedaan. Twee jaar geleden heeft betrokkene haar beste vriend verloren door suïcide. De psychiater vertelt dat ze er achter zijn gekomen dat betrokkene nu berichtjes ontvangt van een andere goede vriend van haar, die ook voornemens is suïcide te zullen plegen. Het vermoeden bestaat dat dit zorgt voor een herbeleving van twee jaar geleden en daardoor de verslechtering is opgetreden. Gelet op het voorgaande is verlenging van de huidige opname noodzakelijk, daar het risico op suïcide bij betrokkene reëel is.
2.2.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een depressieve stoornis.
2.3.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, insluiten, uitoefenen van toezicht op betrokkene, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.5.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 juni 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 9 juni 2020 mondeling gegeven door mr. S.W. Kuip, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 11 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.