ECLI:NL:RBROT:2020:514

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
10/234055-19 / TUL: 10/022116-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met geweld en belediging van ambtenaren

Op 13 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een tankstation op 29 september 2019. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A. van den Berg. De officier van justitie, mr. Blanken, eiste een gevangenisstraf van vier jaar voor de feiten die de verdachte ten laste waren gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens de overval een medewerkster van het tankstation met een mes had verwond en haar had bedreigd. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte, die stelde dat de verwonding per ongeluk was ontstaan, niet aannemelijk. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal met geweld, belediging van ambtenaren en het dragen van een wapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen, omdat de voorwaardelijk opgelegde straf al volledig was uitgevoerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/234055-19
Parketnummer vordering TUL: 10/022116-19
Datum uitspraak: 13 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Kerkeplaat 25, 3313 LC te Dordrecht,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. A.A. van den Berg, advocaat te Naaldwijk.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gerequireerd tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/022116-19.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdachte
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat, hoewel hij zich de overval niet meer concreet kan herinneren, hij van zichzelf weet dat hij nooit een vrouw opzettelijk met een mes zou steken en dat de medewerkster van het tankstation de verwonding per ongeluk moet hebben opgelopen tijdens de ontstane schermutseling.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tijdens de beroving van het tankstation een medewerkster opzettelijk met een mes in haar arm heeft gestoken. Uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [code document] volgt immers dat de overvaller, die door de politie op camerabeelden is herkend als de verdachte, een worsteling heeft met de medewerkster, zijnde aangeefster [naam slachtoffer] . Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij degene is die op de camerabeelden te zien is.. Op de camerabeelden is door de verbalisant waargenomen dat de overvaller zestien keer met het mes een stekende beweging maakt richting de bovenarm van de aangeefster. Dat de aangeefster hierbij letsel heeft opgelopen aan haar arm volgt uit haar verklaring en de hierbij gevoegde foto in het dossier. Verdachtes verklaring dat hij door het gebruik van alcohol en verdovende middelen geen herinnering heeft aan de overval en dat hij aangeefster per ongeluk met het mes in haar arm moet hebben geraakt, acht de rechtbank niet aannemelijk.Daartoe is redengevend dat hij ter zitting heeft verklaard nog wel te weten dat hij voorafgaand aan de overval zich enige tijd heeft opgehouden in de nabijheid van het tankstation in afwachting van een goed moment om de overval te plegen en qat zou hebben gebruikt.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 29 september 2019 te Rotterdam
een geldbedrag (in totaal 450 euro), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam tankstation] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden , door een mes te tonen en te richten naar die [naam slachtoffer] en die [naam slachtoffer] woordelijk toe te voegen: "Geef me de kassa, anders ga ik je steken. Ik steek je dood!" en die [naam slachtoffer] tijdens een handgemeen met het mes in haar arm heeft gestoken;
2
hij op 29 september 2019 te Rotterdam
opzettelijk
ambtenaren,te weten [naam ambtenaar 1] en [naam ambtenaar 2] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,mondeling
heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Kanker kale met kanker tattoo" en "kanker moslim" en "kanker mongolen" en "kanker mietjes" en "kanker kale met die kanker kop van je" en "kanker moslim met je kanker baard" en "je kanker moeder"
3
hij op 29 september 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, namelijk de [plaats delict] ,
en op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk het tankstation gelegen op of aan de [plaats delict] ,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een mes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit
voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
2.
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

3.Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation en heeft daarbij een geldbedrag weggenomen. Bij de overval heeft hij een medewerkster met de dood bedreigd en met een mes in de arm gestoken, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Dit soort gebeurtenissen zijn voor de betrokken slachtoffers vaak zeer beangstigend en veroorzaken ook breder binnen de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid getoond voor zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan.
Toen de verdachte na zijn aangehouding werd overgebracht naar het politiebureau, heeft hij tijdens het vervoer twee verbalisanten uitgescholden en beledigd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder zeer veelvuldig is veroordeeld voor strafbare vermogensfeiten, al dan niet in combinatie met geweld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, afdeling GGZ Antes, heeft in een eerdere strafzaak tegen de verdachte een rapport opgemaakt, gedateerd 6 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Betrokkene pleegt vermogensdelicten om te kunnen voorzien in zijn verslaving. Eerder aan hem opgelegde reclasseringstoezichten (9x) zijn voortijdig negatief afgesloten wegens recidive en/of het zich niet houden aan de bijzondere voorwaarden. Er is sprake van afhankelijkheid van heroïne/methadon, cocaïne en cannabis. De reclassering ziet zeer beperkte mogelijkheden om verdachte verder te begeleiden, omdat tot op heden geen enkel plan van aanpak tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Er is een plan opgesteld voor plaatsing in een landelijke begeleid wonenvoorziening voor niet-gebruikers buiten de regio, waar wonen, dagbesteding en ambulante behandeling geïntegreerd worden aangeboden. Dit plan moet nog nader worden geconcretiseerd.
Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding.
Op 19 november 2019 heeft de reclassering een kort verslag uitgebracht, waaruit valt op te maken dat het reclasseringstoezicht geen verdere invulling heeft gehad, nu betrokkene binnen enkele dagen na zijn vrijlating weer gedetineerd raakte in het kader van de huidige strafzaak.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de rechtbank het standpunt deelt dat de verdachte begeleiding nodig heeft bij de aanpak van de problemen op diverse leefgebieden, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien de het onder drie bewezen verklaarde overtreding zal de rechtbank bepalen, dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 januari 2019 van de politierechter van deze rechtbank onder parketnummer 10/022116-19 is de verdachte ter zake van diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden.
De proeftijd is ingegaan op 12 februari 2019.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de zaak reeds eerder volledig ten uitvoer is gelegd.
8.3.
Beoordeling
Nu de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 10/022116-19 reeds volledig ten uitvoer is gelegd (bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam op 25 september 2019 onder parketnummer 10/126814-19), is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62, 266, 267 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij de verslavingsreclassering in de regio van verblijf, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een daartoe gespecialiseerde zorgverlenende instantie, te bepalen door de reclassering voor zijn (verslavings)problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. Een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken, of het innemen van medicijnen kan hiervan onderdeel uitmaken. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd;
3. de veroordeelde werkt mee aan plaatsing in huisvesting met geïndiceerde woonbegeleiding, zoals een instelling voor begeleid of beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal zich inspannen ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding. Veroordeelde zal zich houden aan de gemaakte afspraken dienaangaande;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/022116-19.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Rotterdam
een geldbedrag (in totaal 450 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam tankstation] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes te tonen en/of te richten naar die [naam slachtoffer] en/of die [naam slachtoffer] woordelijk toe te voegen: "Geef me de kassa, anders ga ik je steken. Ik steek je dood!" en/of die [naam slachtoffer] tijdens een handgemeen met het mes in haar arm heeft gestoken;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Rotterdam
opzettelijk
(een) ambtena(a)r(en),te weten [naam ambtenaar 1] en/of [naam ambtenaar 2] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Kanker kale met kanker tattoo" en/of "kanker moslim" en/of "kanker mongolen" en/of "kanker mietjes" en/of "kanker kale met die kanker kop van je" en/of "kanker moslim met je kanker baard" en/of "je kanker moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, namelijk de [plaats delict] , althans op een openbare weg,
(en/of) op een (andere) voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk het tankstation gelegen op of aan de [plaats delict] ,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een mes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit
voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen;
(Artikel art 27 lid 1 Wet wapens en munitie)