ECLI:NL:RBROT:2020:5134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597344 / FA RK 20-3768
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf voor psychogeriatrische cliënten

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift werd op 28 mei 2020 ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en verklaringen van zorgverleners. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt en haar advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek een dementiesyndroom van het type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel. De cliënt heeft niet het inzicht dat zij niet zelfstandig kan wonen, wat risico's met zich meebrengt zoals verdwalen en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen. Ondanks dat de cliënt aanvankelijk tegen voortzetting was, heeft zij tijdens de behandeling aangegeven akkoord te zijn. De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 9 december 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter S.W. Kuip en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597344 / FA RK 20-3768
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Argos zorggroep, locatie Driemaassteden te Schiedam,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 28 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 22 juni 2018;
 de verklaring van A.J.B. Verkaaik, arts, van 4 mei 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 27 mei 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder [NaamZorgaanbieder] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van [DatumVerklaringZorgaanbieder];
 het zorgplan van 8 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met advocaat mr. P.C. van Houten, namens de hierboven genoemde advocaat;
 [naam dochter] , dochter van cliënt;
 M. Kool, regisseur, verbonden aan Argos Zorggroep;
 F. Samadi, arts, verbonden aan Argos Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een dementiesyndroom, type Alzheimer.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Cliënt heeft niet het inzicht dat ze niet meer in staat is om zelfstandig te wonen en te leven. Er bestaat risico op verdwalen, verwaarlozing, vervuiling en maatschappelijke teloorgang.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich aanvankelijk tegen voortzetting van het verblijf heeft verzet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven akkoord te zijn met voortzetting van haar verblijf. Omdat op dit moment nog niet zeker is of cliënt haar aanvankelijke verzet definitief heeft laten varen, wordt deze machtiging verleend.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 december 2020.
Deze beschikking is op 9 juni 2020 mondeling gegeven door mr. S.W. Kuip, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 11 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.