ECLI:NL:RBROT:2020:5123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
10-261098-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling, poging tot afpersing en diefstal met strafvermindering door vormverzuimen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling, poging tot afpersing en diefstal. De verdachte heeft samen met een medeverdachte geprobeerd om slachtoffers in hun woning af te persen, waarbij geweld is gebruikt. De slachtoffers werden vastgebonden en hun paspoorten werden afgenomen. De rechtbank constateerde dat er sprake was van ernstige vormverzuimen tijdens het verhoor van de verdachte, omdat dit niet was opgenomen en er geen beëdigde tolk aanwezig was. Dit leidde tot strafvermindering. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat er geen sprake was van medeplegen, omdat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voldoende nauwe en bewuste samenwerking vertoonde. De verdachte werd vrijgesproken van poging doodslag, maar wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 28 maanden op, met aftrek van voorarrest, en matigde de vorderingen van de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10-261098-19
Datum uitspraak: 29 mei 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] in [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair (uitsluitend voor wat betreft de paspoorten), 3 impliciet primair en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4..Vormverzuimen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het verhoor van de verdachte van 13 november 2019 niet is opgenomen, in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: Aanwijzing). Daarnaast is het verhoor afgenomen zonder bijstand van een beëdigde tolk, hetgeen in strijd is met de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv). De verdachte betwist de verklaring zoals deze is opgenomen in het proces-verbaal op essentiële punten. Er is sprake van twee onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat is veroorzaakt, zijn dusdanig dat bewijsuitsluiting is aangewezen als consequentie. Immers, de waarheidsvinding is aangetast en daardoor is artikel 6 van het EVRM geschonden. Er kan niet meer achterhaald worden wat de verdachte gezegd heeft. Het betreffende proces-verbaal van verhoor dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair verzoekt de verdediging om deze verzuimen mee te wegen in de strafmaat.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat ook de aangifte van [naam slachtoffer 1] van 31 oktober 2019 en het verhoor van [naam slachtoffer 2] van 1 november 2019 niet zijn geregistreerd, eveneens in strijd met de Aanwijzing. [naam slachtoffer 1] is gehoord met bijstand van een tolk Engels-Nederlands, terwijl door de verbalisanten is geverbaliseerd dat zij zeer gebrekkig Engels spreekt. [naam slachtoffer 2] is in het Engels gehoord. In beide gevallen is sprake van een schending van de Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten, en dit levert een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op.
Met betrekking tot deze verklaringen heeft de verdediging verzocht om terughoudend te zijn bij het gebruik ervan als er geen sprake is van steunbewijs. Subsidiair wordt verzocht de verzuimen mee te wegen in de strafmaat.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat door het niet audiovisueel registreren van het verhoor van 13 november 2019 inderdaad sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Er kan echter worden volstaan met de constatering van het verzuim. Het belang van de norm is de toetsbaarheid van de verklaring van de verdachte. Deze norm is geschonden. De ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor veroorzaakt is, zijn echter gering. Hierbij speelt ten eerste een rol dat de raadsman van de verdachte destijds was uitgenodigd voor het verhoor, waardoor gelegenheid is geboden om de gang van zaken bij het verhoor te controleren. Ten tweede zijn er geen aanwijzingen dat de politie of het Openbaar Ministerie opzettelijk in strijd met de Aanwijzing zou hebben gehandeld.
Ten aanzien van de inzet van de niet-beëdigde tolk merkt zij op dat er in Nederland maar één beëdigde tolk Koreaans is. Daar deze ten tijde van het verhoor niet beschikbaar was, is gebruikgemaakt van een niet-beëdigde tolk, die ruim twintig jaar ervaring heeft als tolk. De enkele omstandigheid dat zij niet beëdigd was, brengt niet mee dat zij de verklaring van de verdachte onjuist heeft vertaald.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor toepassing van artikel 359a Sv vereist is dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek, waarvan het rechtsgevolg niet reeds blijkt uit de wet. Hierbij moet rekening gehouden worden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat wordt veroorzaakt.
De verdachte is bij de politie verhoord met behulp van een niet-beëdigde tolk, zonder dat sprake was van spoed, zoals de Wbtv voorschrijft. Daarnaast is het verhoor in strijd met de Aanwijzing niet auditief en visueel opgenomen. De rechtbank constateert dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is de vraag welk gevolg hieraan verbonden moet worden.
De verdachte geeft in het verhoor van 13 november 2019 gedetailleerde beschrijvingen van onder meer zijn reis naar Nederland, zijn activiteiten in de dagen voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten en zijn rol bij de feiten. Deze gedetailleerde beschrijvingen vinden steun in verschillende andere bewijsmiddelen. Het verhoor is uitvoerig in vraag- en antwoordvorm schriftelijk vastgelegd. Derhalve zijn er in deze situatie geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de verklaring van verdachte, noch aan de kwaliteiten van de tolk. De enkele stelling dat verdachte delen uit deze verklaring niet zou hebben gezegd, is daartoe onvoldoende. Het had op de weg van verdachte gelegen de verklaring gedetailleerd te betwisten en te verklaren wat hij dan wel zou hebben gezegd. Dit klemt te meer omdat verdachte zijn verklaring heeft ondertekend en het desgevraagd niet nodig vond de verklaring nog een keer door te lezen met de tolk.
Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de verzuimen doelbewust hebben plaatsgevonden. De ernst van de verzuimen en het nadeel dat is veroorzaakt zijn daarom beperkt gebleven. Daarom zijn deze vormverzuimen niet van dien aard dat het proces-verbaal van verhoor van 13 november 2019 dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Dan komt de rechtbank tot bespreking van de verhoren van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Beide verhoren hadden afgenomen moeten worden met bijstand van een tolk in de taal van respectievelijk de aangeefster en getuige. Nu dat niet is gebeurd, constateert de rechtbank dat ook hier sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtbank is van oordeel dat de opeenstapeling van verzuimen ertoe leidt dat niet volstaan kan worden met alleen de constatering ervan. De rechtbank zal hier rekening mee houden in de strafmaat.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Medeplegen
5.1.1.
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdacht de ten laste gelegde feiten als medepleger te hebben begaan. De rechtbank zal daarom eerst stilstaan bij de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van medeplegen. De ten laste gelegde gedragingen zijn, onder meer blijkens de aangifte, grotendeels begaan door de medeverdachte ‘ [naam medeverdachte 1] ’. De verdachte heeft op punten verklaard dat hij [naam medeverdachte 1] heeft geholpen. Over andere handelingen heeft hij verklaard dat hij niet aanwezig was toen [naam medeverdachte 1] deze pleegde, of dat deze in het geheel niet hebben plaatsgevonden. Ook de aangeefster verklaart dat de verdachte niet steeds aanwezig was. Het aandeel van de verdachte is niet zo groot dat sprake is van een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht. Zijn gedragingen passen veel beter bij het bevorderen of vergemakkelijken van een door [naam medeverdachte 1] begaan misdrijf en zijn daarom onvoldoende om de verdachte als medepleger aan te merken.
5.1.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wel sprake is van medeplegen. De enige reden dat [naam medeverdachte 1] ter plaatse was, was omdat de verdachte zijn hulp had gevraagd bij het onderhandelen met de slachtoffers. Tevens volgt uit de chatgesprekken met [naam medeverdachte 2] , ‘de professor’ (hierna verder: [naam medeverdachte 2] ) dat [naam medeverdachte 1] werd aanbevolen vanwege zijn ervaring met onderhandelen en moorden. Ook blijkt uit de aangifte heel duidelijk dat er sprake was van samenwerking tussen [naam medeverdachte 1] en de verdachte. Zo gaf de verdachte [naam medeverdachte 1] op verschillende momenten toestemming voor de mishandelingen. Gelet op vorenstaande en andere bewijsmiddelen, is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
5.1.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Er bestaat tussen de verdachte en de slachtoffers een langlopend financieel conflict waarbij de verdachte van mening is dat de slachtoffers hem een zeer groot bedrag schuldig zijn. De verdachte is naar Nederland gekomen om de slachtoffers te vinden en dat geld terug te krijgen. Tijdens zijn zoektocht heeft hij [naam medeverdachte 2] ontmoet, die hem in contact bracht met [naam medeverdachte 1] . Tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] hebben gesprekken plaatsgevonden via Whatsapp en Kakao Talk, een Koreaanse chat-app, waarin [naam medeverdachte 2] aan de verdachte vertelt dat hij een man kent, [naam medeverdachte 1] , die ervaren is in het bedreigen en intimideren van mensen en dat hij als CIA-agent een
license to killhad. [naam medeverdachte 1] is vervolgens op verzoek van de verdachte naar de woning van de slachtoffers gekomen. De reden dat [naam medeverdachte 1] aanwezig was, was om de verdachte te helpen bij het verhoren en onder druk zetten van de slachtoffers. [naam medeverdachte 1] had geen persoonlijk belang bij het plegen van de feiten. De verdachte daarentegen wel.
Daarnaast hebben verdachte en [naam medeverdachte 1] niet alleen allebei uitvoeringshandelingen verricht, maar heeft de verdachte aan [naam medeverdachte 1] op verschillende momenten ook toestemming danwel opdracht gegeven tot diens handelingen. Dat de verdachte de ruimte waarin het slachtoffer [naam slachtoffer 1] zat, regelmatig verliet, doet niet af aan zijn betrokkenheid, maar draagt er juist aan bij. De verdachte was op die momenten immers bij [naam slachtoffer 2] , in een andere kamer, om hem te ondervragen. Er was dus geen sprake van distantiëren door de verdachte, maar dit duidt juist op een rolverdeling tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen en ook de handelingen die feitelijk zijn verricht door [naam medeverdachte 1] kunnen daarom aan de verdachte worden toegerekend.
5.2.
Bewijswaardering feit 3
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 impliciet primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat voor alle onderdelen onvoldoende (steun)bewijs voorhanden is. Voorts is aangevoerd dat waterboarden als marteltechniek niet tot doel heeft om iemand van het leven te beroven, maar om informatie te verkrijgen. Het slachtoffer moet daarvoor juist in leven blijven.
Tot slot is aangevoerd dat de verdachte geen vol opzet, maar ook geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Met name voor de onderdelen het dichtdrukken van de neus en mond en het waterboarden, is aangevoerd dat onduidelijk is hoe lang deze handelingen zouden hebben geduurd, zodat geen sprake kan zijn van een aanmerkelijke kans op de dood danwel zwaar lichamelijk letsel.
5.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zowel door het dichtdrukken van de neus en mond als door het waterboarden wordt de ademhaling belet. Uit de aanvullende FARR-verklaring volgt dat langdurige drukverhoging leidt tot bloeddoorlopen ogen. Gelet op het bij het slachtoffer geconstateerde letsel, is sprake geweest van langdurige drukverhoging, in de vorm van het dichtdrukken van de neus en mond van het slachtoffer en het waterboarden. Doordat dit langere tijd is gebeurd, is de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer door de verdachte aanvaard. De officier van justitie heeft verzocht om de verdachte van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen vrij te spreken.
5.2.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Van 28 tot 29 oktober 2019 heeft de verdachte verbleven bij de slachtoffers thuis. Op 29 oktober 2019 moest zijn reisgenoot [naam persoon] terug naar Zuid-Korea. Slachtoffer [naam slachtoffer 2] heeft [naam persoon] naar Schiphol gebracht. [naam medeverdachte 1] is op enig moment naar de woning gekomen. De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben een aantal uren doorgebracht met het slachtoffer [naam slachtoffer 1] , waarbij zij in ieder geval vastgebonden is geweest aan het bed. De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben haar gevraagd naar het saldo op haar bankrekening en het slachtoffer heeft hun dat laten zien op haar mobiele telefoon. Nadat de verdachte en [naam medeverdachte 1] tijd met het slachtoffer hadden doorgebracht, had zij lichamelijk letsel, onder andere bestaande uit rode striemen rond haar polsen, bloeduitstortingen rondom en in haar ogen en een wond in haar arm. Toen slachtoffer [naam slachtoffer 2] terugkwam, heeft de verdachte ook met hem gesproken en gekeken naar zijn bankrekeningen.
Met de verdediging en anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde feit – poging doodslag – niet wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit – poging zware mishandeling – is echter wel wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat zij door de verdachte en [naam medeverdachte 1] continu ondervraagd werd terwijl zij mishandeld werd. Zij werd vastgebonden, onder meer aan het bed, en hard in haar gezicht geslagen. Haar neus, keel en mond werden dichtgeknepen, waardoor zij moeilijk adem kon halen. Zij bonden een handdoek om haar gezicht en goten hier meermaals water overheen, wat ook haar ademhaling bemoeilijkte. Zij moest onder meer haar bankrekeningen laten zien op haar telefoon. De verdachte en [naam medeverdachte 1] schreeuwden tegen haar en betichtten haar ervan dat zij zou liegen.
Uit deze aan wettig bewijs ontleende feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de neus en mond van het slachtoffer hebben dichtgeknepen en het zogenoemde waterboarden hebben toegepast. De verklaring van slachtoffer [naam slachtoffer 1] wordt ondersteund door wettig bewijs. Er was echter geen sprake van voorwaardelijk opzet op haar dood. Bij het relatief kortdurend dichtknijpen van mond en neus, is de kans op overlijden klein. Dit geldt ook voor waterboarden. Nu de duur van deze handelingen niet kan worden vastgesteld, kan niet gesproken worden van een aanmerkelijke kans op de dood. Voorts worden dergelijke martelingen doorgaans, en zo ook in dit geval, ingezet met het doel om een slachtoffer ergens toe aan te zetten, zoals het geven van informatie of het afleggen van een bekentenis. Indien een slachtoffer hierbij komt te overlijden, is dit rechtstreeks in strijd met dat doel. Als er al een aanmerkelijke kans zou bestaan, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard.
Dit is anders waar het gaat om de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Het risico op hersenletsel bij zuurstoftekort is vele maler groter dan de kans op overlijden. Dit risico kan al na enkele minuten intreden. Ook waterboarden leidt tot zuurstoftekort. Bij beide handelingen bestaat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft deze kans op de koop toe genomen door deze handelingen, samen met [naam medeverdachte 1] , meerdere malen uit te voeren. Hij heeft dan ook voorwaardelijk opzet gehad op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 29 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door
- die [naam slachtoffer 1] op een stoel te laten plaatsnemen en
- een handdoek en/of oogmasker over de ogen van die [naam slachtoffer 1] aan te brengen en
- de handen van die [naam slachtoffer 1] met tie-rips bij elkaar te binden en
- die [naam slachtoffer 1] met tie-rips aan een bed vast te binden;
2.
hij in de periode van 28 oktober 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen paspoorten en een telefoon, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en de kinderen van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 29 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderenter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen
- hard tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en
- de neus en mond van die [naam slachtoffer 1] dicht heeft gedrukt
,waardoor de ademhaling van die [naam slachtoffer 1] werd bemoeilijkt en daarbij op die [naam slachtoffer 1] is gaan liggen en
- het zogenaamde waterboarding heeft toegepast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 28 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Barendrecht en Den Haag meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat geheel aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorde,
- in de woning van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft verbleven en
- die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft opgezocht en achtervolgd en opgewacht en
- tegen die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] of zijn mededader heeft gezegd dat
• zij die [naam slachtoffer 2] zouden vermoorden als hij weg zou lopen en
• die [naam slachtoffer 2] geld over moest maken en/of 1,7 miljoen bij elkaar moest krijgen en
• die [naam slachtoffer 2] hoe dan ook dood zou gaan, maar als hij het geld bij elkaar zou krijgen zijn familie het zou overleven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en
- die [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld en
- een handdoek en/of oogmasker over de ogen van die [naam slachtoffer 1] heeft gebracht en
- de handen van die [naam slachtoffer 1] met tie-rips bij elkaar heeft gebonden en
- het ondergoed van die [naam slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- een mes tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft geplaatsten/of aan die [naam slachtoffer 1] heeft getoond en
- die [naam slachtoffer 1] met tie-rips aan een bed vast heeft gebonden en
- het zogenaamde waterboarding bij die [naam slachtoffer 1] heeft toegepast en
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen haar/zijn/hun bankgegevens en wachtwoorden te geven/tonen en
- de paspoorten van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en de kinderen van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft en
- die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen om in de auto van verdachte en/of zijn mededaders te stappen en
- de woning van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen in cursief verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven

2..diefstal in vereniging

3..medeplegen van poging tot zware mishandeling

4.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een poging tot afpersing, een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. Hij heeft de halve wereld afgereisd om de slachtoffers te vinden en heeft hen doelbewust benaderd, met het oogmerk om hen te dwingen hem geld te geven, in de overtuiging dat zij hem hadden opgelicht en hem een groot geldbedrag verschuldigd waren. Om dit doel te bereiken was hij tot veel in staat. Zo heeft hij samen met zijn mededader het slachtoffer [naam slachtoffer 1] vastgebonden, geslagen en bedreigd, en urenlang in doodsangst laten verkeren, terwijl haar jonge kinderen in een andere kamer waren. Hij liep regelmatig de kamer uit waar zij in lag, om in de kamer ernaast haar man, [naam slachtoffer 2] , eveneens te bedreigen en te dwingen inloggevens af te geven. Al deze gebeurtenissen vonden plaats in de woning van de slachtoffers.
Deze daden hebben grote gevolgen gehad voor de twee slachtoffers, maar ook hun kinderen voelen deze gevolgen nog steeds, zo blijkt ook uit hun slachtofferverklaringen. Het gezin voelt zich niet veilig, niet bij de school van de kinderen, niet op straat, maar ook niet in hun eigen huis. De slachtoffers zijn bang als de deurbel gaat en durven niet alleen te zijn. Het is voor hen moeilijk om nieuwe sociale contacten te maken. De verdachte heeft spijt betuigd voor de wijze waarop hij heeft gehandeld. Daar hij echter een groot deel van de bewezenverklaarde handelingen ontkent, is het moeilijk om zijn spijt in het juiste kader te plaatsen. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zeer aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Omstandigheden in detentie
De verdediging heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden voor de verdachte uitzonderlijk zwaar zijn. Dit komt in de eerste plaats doordat hij in een sociaal isolement zit, aangezien hij geen Nederlands of Engels spreekt en andere gedetineerden of detentiemedewerkers zijn taal niet spreken. In de tweede plaats wordt dit verergerd door de huidige Coronasituatie en -maatregelen. Zijn vrouw kan niet naar Nederland komen om hem op te zoeken en ook ander bezoek wordt nu niet meer toegelaten, en de technische voorzieningen met betrekking tot videobellen laten gelet op het grote tijdverschil te wensen over.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van een poging tot doodslag en van verschillende onderdelen van de tenlastelegging.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf is voorts rekening gehouden met de eerderbesproken vormverzuimen in het vooronderzoek. Ook erkent de rechtbank dat de verdachte zich in een uitzonderlijke positie bevindt, nu hij met niemand in de penitentiaire inrichting kan communiceren en zijn detentie daardoor zwaarder is dan voor de meeste andere gedetineerden. Dit is meegewogen in de strafmaat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.309,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schade is betoogd om deze sterk te matigen en alleen toe te wijzen voor wat betreft het lichamelijk letsel. Voor toewijzing vanwege aantasting in de persoon op andere wijze, is haar vordering onvoldoende onderbouwd. Hiervoor is een verklaring van een medisch deskundige vereist, waaruit blijkt dat er concrete psychische schade is voortgekomen uit de bewezenverklaarde feiten. Die ontbreekt.
9.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering betreffende materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren en voor het overige toe te wijzen.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak betoogd voor feit 2 en verzoekt dan ook om niet-ontvankelijkheid van de vordering tot materiële schadevergoeding. Voor wat betreft de immateriële schade wordt tevens verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. [naam benadeelde 2] heeft geen lichamelijk letsel opgelopen en zijn immateriële schade is niet onderbouwd met, bijvoorbeeld, een rapport van een psychiater.
9.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank overweegt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van de bewezenverklaarde feiten voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019.
Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu de verdachte wordt vrijgesproken van de diefstal van het geldbedrag van € 3.000,-.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 6.309,10 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 282, 302, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 impliciet subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 6.309,10 (zegge: drieënzestighonderdnegen euro en tien cent), bestaande uit € 1.309,10 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 6.309,10(hoofdsom,
zegge: drieënzestighonderdnegen euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 66 (zesenzestig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 20 (twintig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. A. Hello en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [naam slachtoffer 1] op een stoel te laten plaatsnemen en/of
- ( een) handdoek(en) en/of oogmasker over de ogen van die [naam slachtoffer 1] aan te brengen en/of
- de handen van die [naam slachtoffer 1] met tie-rips bij elkaar te binden en/of
- die [naam slachtoffer 1] met tie-rips aan een bed vast te binden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) paspoort(en) en/of telefoon(s) en/of een geldbedrag van 300.000 Japanse Yen (ongeveer
3000 Euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of een/de kind(eren) van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Barendrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten (een) paspoort(en) en/of telefoon(s) en/of een geldbedrag van 300.000 Japanse Yen (ongeveer 3000 Euro), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen)
- ( hard) tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- de neus en/of mond van die [naam slachtoffer 1] dicht heeft/hebben gedrukt (waardoor de ademhaling van die [naam slachtoffer 1] werd bemoeilijkt) en/of (daarbij) op die [naam slachtoffer 1] is/zijn gaan liggen en/of
- met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
- ( het zogenaamde) waterboarding heeft/hebben toegepast en/of
- in de buik van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- met een voorwerp in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door (meermalen)
- ( hard) tegen haar hoofd en/of in haar gezicht te slaan en/of stompen en/of
- haar neus en/of mond dicht te drukken (waardoor de ademhaling van die [naam slachtoffer 1] werd bemoeilijkt) en/of (daarbij) op haar te liggen en/of
- ( met) een mes in haar te steken en/of snijden en/of
- ( het zogenaamde) waterboarding toe te passen en/of
- in haar buik te schoppen en/of trappen en/of
- met een voorwerp in haar gezicht te slaan;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Barendrecht en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorde,
- zich heeft/hebben voorgedaan als een agent/rechercheur uit Amerika en/of
- in de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben verbleven en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben opgezocht en/of achtervolgd en/of opgewacht en/of
- tegen/aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of zijn mededader heeft/hebben gezegd en/of gevraagd dat
• hij/zij de kinderen naar bed moest brengen en dat hij/zij dan niet agressief tegen die kinderen zou(den) worden en/of
• dit pas de eerste fase was en dat de tweede fase pijn zou doen en/of
• waar het geld was en/of en hoeveel geld die [naam slachtoffer 1] had en/of
• hij maar moest doen wat hij moest doen en/of
• hij/zij de benen van die [naam slachtoffer 1] zouden breken en/of
• hij/zij genoeg tijd had(den) om dit te doen en hij/ze door zou(den) gaan tot fase 6 en/of
• hij/zij de kinderen van de [naam slachtoffer 1] zou gaan neuken en/of
• hij/zij die [naam slachtoffer 1] in een tas zouden stoppen en dat dit wel zou passen en/of
• hij/zij die [naam slachtoffer 2] zou(den) vermoorden als hij weg zou lopen en/of
• die [naam slachtoffer 2] geld over moest maken en/of 1,7 miljoen bij elkaar moest krijgen en/of
• die [naam slachtoffer 2] hoe dan ook dood zou gaan, maar als hij het geld bij elkaar zou krijgen zijn familie het zou overleven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben mishandeld en/of
- ( een) handdoek(en) en/of oogmasker over de ogen van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gebracht en/of
- de handen van die [naam slachtoffer 1] met tie-rips bij elkaar heeft/hebben gebonden en/of
- het ondergoed van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben uitgetrokken en/of
- een mes tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben geplaatst en/of aan die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of
- met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- die [naam slachtoffer 1] met tie-rips aan een bed vast heeft gebonden en/of
- ( het zogenaamde) waterboarding bij die [naam slachtoffer 1] heeft toegepast en/of
- in de buik van die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- de benen van die [naam slachtoffer 1] in een tas heeft/hebben geplaatst en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen haar/zijn/hun bankgegevens en/of wachtwoorden te geven/tonen en/of
- de paspoorten van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en of de kinderen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben afgepakt en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen om in de auto van verdachte en/of zijn mededader(s) te stappen en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/ze detectives had(den) gehuurd en/of de maffia had(den) ontmoet en/of
- de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben doorzocht en/of
- de handen van die [naam slachtoffer 2] op zijn rug heeft/hebben gebonden en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.