ECLI:NL:RBROT:2020:5095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597408 / FA RK 20-3807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die op dat moment verbleef in Antes GGZ, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel. De officier van justitie had op 29 mei 2020 verzocht om de voortzetting van de op 28 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder een medische verklaring van psychiater J. Metselaar. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 2 juni 2020, zijn de betrokkene en haar advocaat, mr. J. van Veelen-de Hoop, alsook K. Merts, verpleegkundig specialist, gehoord. De officier was niet aanwezig omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door neurocognitieve stoornissen. De betrokkene had eerder een IC-opname ondergaan na een infectie en vertoonde gedrag dat duidt op een psychische stoornis. Ondanks haar wens om naar huis te gaan, was de betrokkene niet in staat tot zelfzorg, wat leidde tot het risico op ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.

De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden toegestaan, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank wees enkele andere door de officier verzochte vormen van zorg af, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De advocaat van de betrokkene verzet zich tegen de voortzetting van de machtiging, maar de rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597408 / FA RK 20-3807
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes GGZ, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. J. van Veelen-de Hoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 28 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 28 mei 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door J. Metselaar, psychiater, van 28 mei 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 K. Merts, verpleegkundig specialist, verbonden aan Antes GGZ, locatie Poortmolen.
1.3.
De officier is niet telefonisch ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel alsmede ernstige verwaarlozing.
2.2.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van neurocognitieve stoornissen.
Betrokkene is langdurig opgenomen geweest in het IJsselland ziekenhuis vanwege een geïnfecteerde heupprothese en een later opgelopen longontsteking waardoor een IC opname noodzakelijk was. Betrokkene is overgeplaatst naar de psychiatrisch-somatische unit van Poortmolen. Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan oordeels- en kritiekstoornissenstoornissen, nog onduidelijk in welk kader. Mogelijk betreft het een complicatie door een delier na de langdurige IC opname of door alcoholmisbruik in het verleden. Uit een aantal eerdere zorgmeldingen blijkt dat betrokkene wanen had, dat zij achterdochtig en zorgmijdend gedrag vertoonde en dat er soms problemen met de buren waren. Betrokkene is stellig in haar wens om weer naar huis te gaan. Echter, betrokkene is niet in staat tot enige zelfzorg, zoals zichzelf wassen, aankleden en voor adequate voeding te zorgen. Het risico bestaat dat betrokken thuis opnieuw geen noodzakelijke (wond)zorg toelaat en opnieuw ten val komt met ernstig letsel tot gevolg.
2.3.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.5.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht, het toedienen van voeding, insluiten, controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Volgens de advocaat is er geen grond voor een voortzetting van de crisismachtiging en moet deze worden afgewezen. De stoornis is onvoldoende duidelijk. Betrokkene staat open voor de hulpverlening betreffende haar lichamelijke verzorging en de thuiszorg. De rechtbank ziet echter geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 juni 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 9 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.