ECLI:NL:RBROT:2020:5085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
10/750503-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en bezit van kinderporno door minderjarige verdachte

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van mensenhandel en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 september 2019 tot en met 25 november 2019, een minderjarig meisje heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De verdachte heeft een seksadvertentie geplaatst en afspraken gemaakt met klanten, waarbij hij instructies gaf aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, terwijl het slachtoffer de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt. Daarnaast vond de rechtbank het bewezen dat de verdachte in het bezit was van videomateriaal dat als kinderporno werd aangemerkt, wat ernstige gevolgen heeft voor de betrokken minderjarige. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een deel nietig verklaard, maar de verdachte werd voor andere feiten schuldig bevonden. De straffen die aan de verdachte zijn opgelegd, omvatten een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 113 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een behandeltraject. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/750503-19
Datum uitspraak: 9 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Blom, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zo ver dit ziet op het gedeelte dat is aangeduid met 3) en is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
  • bewezenverklaring van de onder 1 (overige), 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel, te weten een contactverbod met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 te [geboorteplaats slachtoffer] , voor de duur van 2 jaar;
  • toepassing van (telkens) 1 week vervangende jeugddetentie bij overtreding van dat verbod, met een maximum van 6 maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Geldigheid dagvaarding

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 1 in de tenlastelegging opgenomen zinsneden “
en/of (een of meer nog) onbekend gebleven perso(o)n(en)”onvoldoende duidelijk is. Er kan niet van verdachte worden verwacht dat hij zich ten aanzien van de betreffende zinssneden op adequate wijze verdedigt. Dit brengt met zich dat de dagvaarding ten aanzien van de zinssneden
“(een of meer nog) onbekend gebleven perso(o)n(en)” niet voldoet aan de eisen gesteld door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Daarom wordt de dagvaarding ten aanzien van deze onderdelen nietig verklaard. De rechtbank verklaart de dagvaarding voor het overige geldig, zodat deze inhoudelijk kan worden beoordeeld.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering m.b.t. feit 1 sub 8
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het gedeelte dat is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 8 Sr (in de tenlastelegging onder feit 1 aangeduid met 3)), niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring m.b.t. feit 1 sub 2 en 5 en feit 3
De bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de gedeelten die zijn strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2 en sub 5 Sr (in de tenlastelegging onder feit 1 aangeduid met 1) en 2)), blijkt uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen.
Het onder 3 ten laste is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewijswaardering m.b.t. feit 2
5.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van - kort gezegd - het ten laste gelegde bezit en verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Hiertoe is aangevoerd dat volgens de
OM-aanwijzing kinderpornografie met betrekking tot sextingin de onderhavige zaak eerder sprake is van de zogenaamde sexting in plaats van het vervaardigen en bezitten van kinderporno. Bij sexting is het gebruikelijk dat mensen onderling erotische afbeeldingen van elkaar en/of zichzelf uitwisselen via internet of smartphone. In veel gevallen is er sprake van consensus tussen de betrokkenen, zijn de belangen van de betrokken minderjarigen door deze vorm van seksualiteit niet geschaad en kan het gedrag gezien worden als leeftijdsadequaat. In zulke gevallen is er dan weliswaar strikt genomen sprake van het vervaardigen en bezitten van kinderpornografie maar het Openbaar Ministerie acht strafrechtelijk optreden in dergelijke gevallen niet opportuun, omdat de wettelijke formulering van kinderpornografie te ruim is.
Uit de verklaringen van de moeder van [naam slachtoffer] is zij al sinds haar 14e bezig met het versturen van naaktfoto’s via Social Media. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat zij dit filmpje aan haar ex stuurde maar dat zij het ook aan verdachte kan hebben verstuurd. Er is niet gebleken dat het materiaal verkregen is onder dwang of door oplichting. Daarom is er sprake van sexting en niet van kinderpornografie en moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
5.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op de telefoon van de verdachte is een viertal videobestanden aangetroffen van seksuele gedragingen waarbij de minderjarige [naam slachtoffer] is betrokken. Het betreft steeds dezelfde video. Door de politie is vastgesteld dat deze video voldoet aan de criteria van artikel 240b Sr en dus is aan te merken als kinderporno.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat hij [naam slachtoffer] niet kent, [naam slachtoffer] hem die video’s niet heeft gestuurd, de video’s nog nooit heeft gezien en dat hij niets af weet van de video’s op zijn telefoon. Dit is tegenstrijdig en kán dus niet kloppen met het door de raadsvrouw ingenomen standpunt, namelijk dat er sprake is van sexting. Daarom kan dit niet door de rechtbank worden vastgesteld.
Nu wel vaststaat dat er kinderpornografisch materiaal is gevonden op de telefoon van de verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij,
in de periode van 1 september 2019 tot en met 25 november 2019 te
Schiedam en Rotterdam,
een ander, genaamd [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002),
1) heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 2), en
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (artikel 273 f lid 1 sub 5)
, en waarbij "enige handelingen" hebben bestaan uit:
- het geven van (werk)instructies aan die [naam slachtoffer] en
- het aanmaken en plaatsen van advertenties op één website waarin die [naam slachtoffer] als prostituee werd aangeboden en
- het onderhouden van contacten met
een prostitutieklantvan die [naam slachtoffer] en het maken van afspraken met die klant;
2.
hij,
in de periode van 1 september 2019 tot
en met 25 november 2019 te Schiedam ,
eenmaaleen gegevensdrager bevattende afbeeldingen - te weten een telefoon bevattende een video -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het aanraken van het geslachtsdeel en borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002)
en
het geheel naakt in een erotisch getinte houding poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002), en waarbij de uitsnede van de film nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, de borsten en billen van die persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(onder andere de bestanden:
[bestandsnaam 1] en
[bestandsnaam 2] en
[bestandsnaam 3] en
[bestandsnaam 4] ;
3.
hij,
in de periode van 1 september 2019 tot en met 25 november 2019
te Schiedam,
opzettelijk 13 bankbiljetten van 50 euro,
waarvan de valsheid en/of vervalsing hem,
de verdachte,toen hij deze ontving, bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º en 5º omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben;
feit 3:
bankbiljetten waarvan de valsheid/vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd gedurende een korte periode schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een destijds zestienjarig meisje in de gelegenheid gesteld een betaalde seksafspraak te hebben met de bedoeling om mee te delen in de opbrengst. Hij heeft hiertoe een seksadvertentie op een website geplaatst en afspraken met een klant gemaakt. Ook heeft de verdachte het minderjarige meisje werkinstructies gegeven. Dat het niet tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling is gekomen, is te danken aan adequaat politieoptreden omdat de klant met wie verdachte communiceerde was de eerste klant, maar in werkelijkheid een “under cover” politieambtenaar).
Seksuele uitbuiting is een zeer vergaande en ontluisterende manier van mensenhandel in de zin dat het financieel gewin alles bepalend is en de gevolgen voor het slachtoffer vaak zeer ingrijpend zijn. Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij de belangen van het slachtoffer ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen financiële belangen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog gedurende langere tijd de psychische en emotionele schade hiervan ondervinden.
Voorts is op de telefoon van de verdachte een film aangetroffen van voornoemd zestienjarig meisje dat valt aan te merken als kinderporno. De verspreiding van dergelijke filmpjes heeft zeer ernstige gevolgen voor degene die erop is te zien.
Tot slot heeft de verdachte valse bankbiljetten in voorraad gehad met het doel deze als echt en onvervalst uit te geven dan wel te doen uitgeven. Hierdoor heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat kan worden gesteld in chartaal geld. Dat vertrouwen is van groot belang voor het algemene betalingsverkeer.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 december 2019.
8.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Psycholoog drs. K.T.E. Zászlós heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
5 maart 2020. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een disharmonisch intelligentieprofiel met een verbaal begrip en perceptueel redeneervermogen op laagbegaafd/moeilijk lerend niveau en een werkgeheugen en verwerkingssnelheid op gemiddeld niveau. Hiermee samenhangend heeft hij onvoldoende zicht op de gevolgen en consequenties van zijn handelen. In zijn persoonlijkheidsontwikkeling laat hij onrijpe aspecten zien met narcistische trekken. De verdachte overschat zichzelf, redeneert sterk vanuit zijn eigen egocentrisch perspectief en verplaatst zich onvoldoende in de belevingswereld van de ander. Een en ander kan het functioneren van zijn geweten negatief beïnvloeden.
Aannemelijk wordt geacht dat factoren, zoals zijn beperkte cognitieve vaardigheden waardoor hij de gevolgen en consequenties van zijn handelen onvoldoende overziet en de onrijpe aspecten in zijn gewetensontwikkeling zoals zijn egocentrisme en gebrek aan empathie, bij een bewezenverklaring een rol zouden kunnen hebben gespeeld in zijn handelswijze. Gelet op de ontkennende en zwijgende houding van de verdachte kan geen uitspraak worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De kans op toekomstig delictgedrag in algemene zin wordt als matig ingeschat.
Beschermende factoren zijn volgens de psycholoog dat er sprake is van juridisch toezicht door de deelname van de verdachte aan het ITB-traject. De verdachte houdt zich aan de regels en de afspraken die hem zijn opgelegd en in de thuissituatie ervaart hij een positieve relatie met zijn moeder en zus. Er is sprake van een gestructureerde vrijetijdsbesteding. Het pedagogische klimaat biedt enige mate van structuur, toezicht en ondersteuning.
In geval van een bewezenverklaring acht de psycholoog het wenselijk dat de begeleiding van de verdachte in het kader van een ITB-traject voort te zetten om een verder afglijden naar de criminaliteit te voorkomen en om zijn zorgelijke ontwikkeling in positieve richting om te buigen. In dit traject kan ook meer zicht worden verkregen op zijn keuze van vrienden. Na afloop van dit traject dient de begeleiding door de reguliere Jeugdreclassering te worden voortgezet. Een behandeltraject bij De Waag is wenselijk. Door een delictanalyse kan bij bewezenverklaring meer zicht worden verkregen op zijn gedachtes en emoties en de factoren die een rol hebben gespeeld in zijn handelswijze. De onrijpe aspecten in zijn persoonlijkheidsontwikkeling behoeven aandacht, zoals zijn beperkt moreel redeneren, zijn egocentrisme en zijn gering empathisch vermogen. Gezien zijn beperkingen op cognitief gebied is het inslijpen van adequate gedragspatronen noodzakelijk zodat hij gedragsalternatieven ontwikkelt en leert om zich verre te houden van situaties waarin hij kan komen tot grensoverschrijdend handelen. Het betrekken van ouders bij het behandeltraject is van belang zodat zij in de benaderingswijze van hun zoon meer op één lijn komen te staan en de verdachte hierdoor minder ruimte krijgt om zijn gang te gaan.
De psycholoog adviseert de rechtbank in geval van een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen en een voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering (ITB-traject en daarna reguliere jeugdreclassering) met als bijzondere voorwaarde het hierboven geschetste begeleidings- en behandeltraject.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 maart 2020. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
In geval van een bewezenverklaring zijn er zorgen met betrekking tot de geestelijke gezondheid van de verdachte op het vlak van gebrekkig inzicht, beperkte vaardigheden op het gebied van beïnvloedbaar zijn voor antisociale contacten en gewetensvorming.
Er zijn beschermende factoren in de vorm van de aanwezigheid van een betrokken netwerk, het verlenen van medewerking aan de hulpverlening, en het HKA/EC-traject vanuit de jeugdreclassering. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte laat hij goed gedrag zien en houdt hij zich aan de gestelde voorwaarden en afspraken.
Gelet op de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten is volgens de Raad een deels voorwaardelijke detentiestraf op zijn plaats. Het onvoorwaardelijke deel gelijk aan het door de verdachte reeds ondergane voorarrest en het voorwaardelijke strafdeel dienen als stok achter deur om een duidelijk signaal aan de verdachte af te geven dat zijn gedrag maatschappelijk ontoelaatbaar is. Daarnaast dient het als kapstok voor de bijzondere voorwaarden. Het zwaartepunt voor de verdachte ligt bij de vaardigheidstekorten en gewetensontwikkeling die met behulp van behandeling vanuit de Waag en het voortzetten van het jeugdreclasseringscontact in het HKA/EC-traject kunnen worden aangepakt. De behandeling vanuit de Waag en het jeugdreclasseringsdeel lijkt beter aan te sluiten bij de mogelijkheden van de verdachte en zijn netwerk. Begeleiding in het kader van jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde dient als waarborg voor de behandeling, begeleiding en monitoring van de verdachte in het algemeen en zijn schoolgang in het bijzonder op lange termijn. De Raad adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat in geval van het instellen van hoger beroep de voortzetting van het HKA/EC-traject kan worden gestagneerd.
De Raad adviseert de rechtbank in geval van een bewezenverklaring bijzondere voorwaarden op te leggen.
Mevrouw G.L. Schenk van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond is ter terechtzitting als deskundige gehoord. Zij heeft onder andere het volgende verklaard.
De verdachte is ongrijpbaar. Doordat de verdachte niets wil verklaren, is er geen diepgang in de gesprekken mogelijk. Qua begeleiding heeft hij zich aan alle afspraken gehouden. Met de verdachte is besproken om inzicht te geven in zijn vriendenkring, maar later wilde de verdachte hier niet meer aan meewerken. Hierbij wordt opgemerkt dat er sprake is van een andere samenwerking dan normaliter in verband met de uitbraak van het coronavirus. Hierdoor is er voornamelijk telefonisch gesproken.
Bij De Waag is aangegeven dat het van belang is dat de verdachte voornoemde behandeling ondergaat. De Waag heeft aangegeven dat het aanmelden van de verdachte voor de behandeling afhankelijk is van de uitkomst van deze strafzaak. Het is niet de bedoeling dat het een schijnbehandeling wordt.
Indien blijkt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, is dat zeer zorgelijk. Ook gelet op het feit dat hij twee jongere zusjes heeft.
Het advies van de JBRR sluit aan op het advies van De Raad met de toevoeging dat bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd als stok achter de deur, gelet op de ernst van het feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een aanvullende straf, al dan niet voorwaardelijk, achterwege te laten. Dit is niet passend, gelet op de ernst van de feiten.
De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van het door de verdachte reeds ondergane voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, nu de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van na te noemen duur opleggen. Ook bij de bepaling van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt uit op een werkstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank acht die maatregel niet opportuun, maar zal wel een contactverbod met het slachtoffer opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mensenhandel en het bezitten van kinderporno. Gelet op de ernst van de feiten, voortkomend uit onnavolgbaar gedrag van de verdachte, en de rapportages van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, waaruit onder meer naar voren komt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en ongrijpbaar is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 209, 240 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de onder 1 ten laste gelegde zinsneden “en/of (een of meer nog) onbekend gebleven perso(o)n(en)”;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1, voor zo ver dit ziet op het gedeelte dat is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 8 Sr, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, voor zo ver dit ziet op het gedeelte dat is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2 en 5 Sr, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie,
groot 113 (honderddertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 te [geboorteplaats slachtoffer], zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd de begeleiding in het kader van het jeugdreclasseringstraject, HKA (Harde Kern Aanpak), zal volgen/voortzetten;
- gedurende de proeftijd de elektronische controle zal volgen/voortzetten, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, binnen de gestelde kaders van het HKA-traject;
- zich gedurende de proeftijd, na afloop van het HKA-traject, onder behandeling zal stellen van De Waag;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of een geldige dagbesteding in de vorm van werk zal hebben;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de
jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Hello en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2020.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 25 november 2019 te
Schiedam en/of Rotterdam, en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), genaamd [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002) en/of een
of meer nog onbekend gebleven perso(o)n(en),
(telkens)
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 2), en/of
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (artikel 273 f lid 1 sub 5) en/of
3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) met en/of voor een derde tegen betaling (artikel 273 f lid 1 sub 8°), terwijl die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij "enige handeling(en)" (zoals genoemd onder 2)) (onder meer) hebben/heeft bestaan uit:
- het (laten) vervoeren van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) naar de klant(en) en/of
- het geven van (werk)instructies aan die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of het instrueren van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij meerderjarig was en/of
- het door die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) laten maken van (naakt)foto's van zichzelf en/of
- het door die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) laten bedenken van zogenoemde werknamen en/of
- het aanmaken en/of plaatsen en/of onderhouden (waaronder begrepen zogeheten omhoogplaatsen) van advertenties op één of meer website(s) waarin die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) als prostituee werd(en) aangeboden en/of waarbij voornoemde (naakt)foto‘s van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) werden gebruikt en/of
- het ter beschikking stellen van (een) mail adres(sen) ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) en /of
- het onderhouden van contacten met (potentiële) prostitutieklant(en) van die [naam slachtoffer] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en);
2.
hij,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot
en met 25 november 2019 te Schiedam en/of Rotterdam, en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
een of meer afbeeldingen, te weten een of meer filmpjes/video's en/of een of meer foto's en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen - te weten een telefoon bevattende een of meer fimpjes/video's en/of een of meer foto's -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verspreid (door het verzenden via whats App en/of snapchat en/of Telegram en/of via (andere) social media, althans internet) en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt in een erotisch getinte houding (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002), en/of waarbij de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(onder andere de bestanden:
[bestandsnaam 1] en/of
[bestandsnaam 2] en/of
[bestandsnaam 3] en/of
[bestandsnaam 4] ;
3.
hij,
in of omstreeks de periode van 01 september 2019 tot en met 25 november 2019
te Schiedam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk 13 bankbiljetten van 50 euro en/of 2 bankbiljetten van 5 euro,
dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.