ECLI:NL:RBROT:2020:5084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596685 / FA RK 20-3491
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie. De beslissing volgde op een verzoek van de officier van justitie, ingediend op 15 mei 2020, en was gebaseerd op een mondelinge behandeling waarbij betrokkene en zijn advocaat telefonisch gehoord zijn. De rechtbank concludeerde dat betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn psychische aandoening, wat leidt tot risico's voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. Betrokkene heeft een geschiedenis van zorgmijding en medicatieontrouw, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept.

De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg goedgekeurd, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, en heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 2 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596685 / FA RK 20-3491
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. H. Bijlsma te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 15 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door T.T.M. Verhaaf, psychiater, van 7 mei 2020;
 het zorgplan van 31 maart 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 J.A. Taal, sociaal psychiatrisch verpleegkundige in opleiding, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet telefonisch ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is sinds 2012 bekend met de diagnose schizofrenie. In september 2018 is betrokkene in bewaring gesteld vanwege een psychotisch toestandsbeeld met grootheidswanen en grensoverschrijdend gedrag richting vrouwen. Sinds die opname is betrokkene in de zorg bij het ambulant behandelteam van GGZ Delfland middels een voorwaardelijke machtiging. Bij betrokkene is weinig tot geen ziekte inzicht of besef waardoor het inzetten van een behandeltraject moeizaam verloopt. In 2019 is betrokkene gedwongen opgenomen na aanranding van een vrouw vanuit een psychose. Het vermoeden bestaat dat betrokkene door zijn medicatieontrouw psychotisch is gedecompenseerd. In de periode voorafgaand aan die opname bleek betrokkene in toenemende mate zorgmijdend en oninvoelbaar in contact. Het risico wordt door de behandelaren hoog ingeschat dat betrokkene zonder een zorgmachtiging direct zal stoppen met zijn medicatie en zich zal onttrekken aan de zorg. Betrokkene ontkent zijn problematiek en de psychoses en zegt dat hij enkel de medicatie inneemt omdat dat door de rechter is opgelegd. Betrokkene is op dit moment nog onvoldoende stabiel en nog kwetsbaar.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De behandelaar verklaart ter zitting dat betrokkene wil stoppen met de medicatie en behandeling, wat begrijpelijk is. Vanwege de recente gebeurtenissen is het echter van belang dat de behandeling wordt voortgezet, omdat het vaak is voorgekomen dat zijn situatie verslechterd. Betrokkene moet eerst weer voldoende stabiel zijn en dit ook over een langere periode volhouden. Om die reden is verplichte zorg nodig
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Daarbij is besproken dat er alleen een opname volgt, met de daarbij behorende beperkingen, wanneer er sprake is van een crisissituatie. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie;
 het verrichten van medische controles;
 het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid, bij een eventuele opname;
 het insluiten, bij een eventuele opname;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene, bij een eventuele opname;
 het onderzoek aan kleding of lichaam, bij een eventuele opname;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen, bij een eventuele opname;
 het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, bij een eventuele opname;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, bij een eventuele opname;
 het opnemen in een accommodatie, wanneer de ambulante zorg ontoereikend is.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 december 2020.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 9 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.