ECLI:NL:RBROT:2020:5082

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
10/741018-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in de metro voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie in de metro. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A. Oosterveen. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 februari 2020 in Berkel en Rodenrijs een revolver en munitie voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte had bekend en er waren geen feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten mee, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Tevens werd het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de zorgelijke ontwikkeling van het bezit van vuurwapens in het openbaar en de risico's die dit met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741018-20
Datum uitspraak: 19 mei 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 februari 2020 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Bbm Olympic 38 kaliber .22lr
en (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 2 kogelpatronen, kaliber .22lr
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte wordt verweten dat hij in het openbaar, in een metro, een geladen revolver voorhanden heeft gehad. Hij lag onder invloed van alcohol achterin de metro te slapen, terwijl het wapen uit zijn zak stak en hij zijn hand eromheen had.
De aanwezigheid van (geladen) vuurwapens in het openbaar komt steeds vaker voor en dit is een zorgelijke ontwikkeling, die moet worden bestreden. De praktijk wijst uit dat het bezit van vuurwapens en munitie vaak leidt tot het gebruik daarvan. Dit leidt niet zelden tot levensgevaarlijke situaties, ook voor omstanders. Dat de verdachte niet heeft stilgestaan bij dit gevaar, maakt zijn handelen niet minder ernstig. De rechtbank neemt hem juist in het bijzonder kwalijk dat hij vrij gemakkelijk lijkt te zijn overgegaan tot zijn strafbaar handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 mei 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit het onderzoek van de reclassering komen geen bijzonderheden naar voren in de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Hij zat op school, heeft stabiele huisvesting en er zijn geen financiële en psychische problemen aanwezig. Kijkende naar het delict en de omstandigheden zou er mogelijk sprake kunnen zijn van een negatief sociaal netwerk en problemen ten aanzien van middelengebruik. De reclassering ziet echter onvoldoende aanwijzingen om hier middels toezicht en/of interventies op in te zetten, om hiermee het eventuele risico op delictgedrag te verkleinen. De indruk bestaat dat de periode in voorlopige hechtenis hem de motivatie geeft om nieuwe justitiecontacten in de toekomst te voorkomen. Een eventuele proeftijd onder algemene voorwaarden kan hierbij dienen als stok achter de deur.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de verdachte voor de eerste keer voor het bezit van een wapen en munitie wordt veroordeeld, hij op basis van zijn strafblad geen doorgewinterde crimineel lijkt en de rechtbank de verdachte de kans wil geven om in het nieuwe schooljaar zijn opleiding voort te zetten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het bewezen feit is met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze
gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- het vuurwapen Revolver Bbm Olympic 38, .22 kaliber;
- twee kogelpatronen kaliber .22lr.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 februari 2020 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Bbm Olympic 38 kaliber .22lr
en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 2 kogelpatronen, kaliber .22lr
voorhanden heeft gehad.