Standpunt verdediging
Het standpunt van de raadsman laat zich, kort en zakelijk weergegeven, als volgt samenvatten.
De TCI-informatie waarop de doorzoeking is gebaseerd, is onvoldoende specifiek en onvoldoende controleerbaar. Doordat enkel een zogenaamd afscherm proces-verbaal is opgenomen in het dossier, kunnen de rechtbank en de verdediging niet de rechtmatigheid toetsen van de informatie die heeft geleid tot het binnentreden. Die informatie vormt de basis van al het verdere onderzoek en de resultaten ervan. Het onthouden van deze toetsingsmogelijkheid maakt dat de beslissing (tot verlenen van de machtiging) tot binnentreden lijdt aan een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv. Dit vormverzuim is zo ernstig dat het dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen op basis daarvan is verkregen. Om die reden dient vrijspraak te volgen. Ook kan op basis van het dossier niet worden bewezen dat verdachte een zodanige mate van bewustheid had van de aanwezigheid van het vuurwapen en/of (het overgrote deel van) de cocaïne dat in strafrechtelijke zin kan worden gesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van het vuurwapen en van het overgrote gedeelte van de cocaïne. Ten aanzien van de cocaïne doelt de verdediging bovenal op de (in totaal) drie kilogram cocaïne die zijn gevonden op het plafond van de keuken. Over deze hoeveelheid cocaïne had de verdachte geen beschikkingsmacht. . . Uiterst subsidiair heeft de raadsman bepleit dat eerdergenoemd vormverzuim in elk geval zodanig ernstig is, dat het dient te leiden tot een daarmee in overeenstemming zijnde (aanzienlijke) strafkorting.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de feiten op de dagvaarding gevraagd. Daarbij dient verdachte wel vrijgesproken te worden van het medeplegen van het ten laste gelegde.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank zal hierna eerst aangeven van welke feiten en omstandigheden wordt uitgegaan bij de beoordeling van de zaak. Op die basis zal de rechtbank de verweren van de raadsman bespreken. Daarbij zal de rechtbank ook ingaan op het verweer ten aanzien van de start van het onderzoek.
De politie kreeg op 30 januari 2020 een TCI-melding dat uit een andere strafzaak informatie naar voren was gekomen dat in de woning [adres] op dat moment mogelijk verdovende middelen werden bewerkt. De rechtbank en de verdediging beschikken ook thans niet over meer informatie. De hulpofficier van justitie heeft op basis van deze informatie een machtiging afgegeven tot binnentreden in deze woning.
Eenmaal in de woning ziet de politie een voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen liggen op de schouw in de woonkamer. Bij een rondgang door de woning treft de politie in de woonkamer bovendien een aantal grote emmers/teilen aan, waarop sporen worden gezien die (mogelijk) wijzen op de aanwezigheid van harddrugs. In één van de slaapkamers worden in een (open) tas voorwerpen aangetroffen die, kort gezegd, door de politie worden beschreven als een drugspers met toebehoren. De politie heeft na deze bevindingen overleg gehad met de officier van justitie. De officier van justitie heeft aansluitend aan de rechter-commissaris een machtiging gevorderd tot doorzoeking van de woning. Nadat de machtiging is verleend, vindt een doorzoeking plaats. In een lade in de keuken worden latex handschoenen, verpakkingsmiddelen en ruim 200 gram cocaïne en kleinere hoeveelheden heroïne aangetroffen. Ook worden een weegschaal en een lamineerapparaat aangetroffen. In de slaapkamer worden, naast de al genoemde drugspers, een kleine hoeveel harddrugs en een kopie van het legitimatiebewijs van verdachte gevonden. Op een (verlaagd) plafond in de keuken worden drie pakketten aangetroffen die elk (ongeveer) 1 kilogram cocaïne bleken te bevatten. De monsters die de politie van de in de woning aangetroffen stoffen heeft genomen, zijn onderzocht door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut. Uit de rapportages van dat onderzoek volgt dat de politie (in totaal) ruim 3,2 kilogram cocaïne en enkele grammen heroïne heeft aangetroffen in de woning.
De (eigenlijke) huurder van de woning is door de politie gehoord en heeft verklaard dat verdachte al sinds begin december 2019 in de woning verbleef. Ook geeft deze getuige aan dat hij geen vuurwapen en/of (hard)drugs en/of andere drugsgerelateerde voorwerpen heeft waargenomen in de woning op de momenten dat getuige aanwezig was.
Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. In deze zaak gaat het niet om verkregen informatie van een anonieme derde, maar betreft het politieinformatie uit een ander strafrechtelijk onderzoek, die was vervat in een melding van het Team Criminele Inlichtingen van de politie-eenheid Rotterdam. Dergelijke informatie is, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, als betrouwbaar aan te merken. Het betreft informatie over de tijd (‘op dit moment’), de plaats ( [adres] ) en de aard van de verdenking (het bewerken van verdovende middelen). De politie heeft snel en doortastend gereageerd op deze melding Het proces-verbaal als thans is opgenomen in het dossier is daarmee een afdoende basis voor het ingezette dwangmiddel: het betreden van een woning met een machtiging van de hulpofficier van justitie. Onder omstandigheden kan dit anders zijn, met name als een verdachte een verklaring aflegt die, al dan niet in samenhang met andere informatie in het dossier, een begin van aannemelijkheid laat ontstaan dat de betreffende (start)informatie onjuist, onvolledig of anderszins een verkeerde voorstelling van zaken geeft. Verdachte heeft, zo stelt de rechtbank vast, gewezen op het bestaan van een Turkse of Koerdische man met als bijnaam [bijnaam] . Het vuurwapen en de harddrugs in de woning zouden volgens verdachte van deze [bijnaam] zijn. De huurder heeft in zijn verhoor echter geen melding gemaakt van (het bestaan van) een dergelijke man. Uit het DNA-onderzoek van het wapen volgen (zeer) sterke aanwijzingen dat de verdachte het vuurwapen in handen heeft gehad en dat dit in elk geval niet geldt voor de als getuige gehoorde huurder van de woning. Overigens heeft verdachte bij de politie ook verklaard het wapen te hebben aangeraakt. Alleen verdachte heeft verklaard over [bijnaam] . De huurder heeft niet over deze persoon verklaard en ook al het verdere onderzoek heeft geen aanknopingspunten opgeleverd voor het bestaan van deze persoon [bijnaam] . Verdachte heeft geen informatie verstrekt (zoals een telefoonnummer of andere identificerende kenmerken) die de politie enig reëel aanknopingspunt zou hebben kunnen bieden voor verder onderzoek op dit punt. Bij deze stand houdt de rechtbank het er voor dat deze persoon niet bestaat, in elk geval niet in de rol die door verdachte is beschreven.
Dit alles leidt ertoe dat de startinformatie op basis waarvan de woning is binnengegaan voldoende betrouwbaar, concreet en specifiek is, en dat er onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding is om tot enig nader onderzoek over te gaan op dit punt. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de machtiging tot binnentreden op goede gronden is afgegeven door de hulpofficier van justitie. De door de politieambtenaren in de woning aangetroffen situatie gaf al meteen na het binnentreden een sterke bevestiging voor de verdenking die was geformuleerd in het afscherm proces-verbaal. De machtiging tot doorzoeking is daarmee eveneens terecht afgegeven door de rechter-commissaris. Dit alles maakt dat alle bewijsmiddelen op een rechtmatige wijze zijn verkregen. De verweren van de verdediging op dit punt worden dus verworpen.
Volgens de verklaring van de huurder is verdachte de (hoofd)bewoner van de woning, en woonde hij daar op 30 januari 2020 al bijna twee maanden. De verdachte heeft dit niet weersproken. Geconfronteerd met deze verklaring heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. De in de grote slaapkamer aangetroffen situatie - waar in een reiskoffer diverse papieren op naam van verdachte en een kopie van diens paspoort zijn aangetroffen - bevestigt de verklaring van de officiële huurder op dit belangrijke punt. Verdachte heeft verklaard dat de huurder niets te maken heeft met het aangetroffen vuurwapen of de drugs. Verdachte is de feitelijke bewoner van de woning.
Voor een bewoner, dus ook voor verdachte, geldt dat hij in beginsel wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over de goederen die zich in die woning bevinden. Dat kan anders zijn onder bijzondere omstandigheden, maar daarvan is niet gebleken. De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder dat in de woning een aantal grote emmers/teilen is aangetroffen (woonkamer), maar ook een drugspers met toebehoren (slaapkamer verdachte) alsook ruim 200 gram cocaïne en andere goederen (o.a. in een lade in keuken). Het gaat hier om drugs en goederen die in samenhang bezien gebruikt (kunnen) worden bij het op grotere schaal versnijden/bewerken van harddrugs. Voor het aantreffen van deze goederen en de verdere situatie in de woning heeft de verdachte geen geloofwaardige verklaring afgelegd. Onder deze omstandigheden is de verklaring van verdachte, dat hij geen enkele wetenschap had van de drie kiloblokken cocaïne op het tussenplafond in de keuken, ongeloofwaardig. De rechtbank zal de verklaringen van verdachte op dit punt dan ook terzijde schuiven.
Het bovenstaande leidt ertoe dat kan worden bewezen dat verdachte het vuurwapen en alle in de woning aangetroffen drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte zal wel, ook op grond van het bovenstaande, worden vrijgesproken van het medeplegen van de feiten.