ECLI:NL:RBROT:2020:5073
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2020 een zorgmachtiging verleend aan de officier van justitie voor de betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. De zorgmachtiging is verleend op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, die op dat moment medicatietrouw was, een stabiel toestandsbeeld had, maar dat bij het stoppen van medicatie een decompensatie kan optreden. Dit kan leiden tot ernstig nadeel, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.
De rechtbank heeft de criteria voor verplichte zorg beoordeeld en vastgesteld dat de voorgestelde zorgvormen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft ook benadrukt dat bij een vrijheidsbeneming na drie maanden een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek moet plaatsvinden, zoals vereist door het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 19 november 2020, en de rechtbank heeft de betrokkenen geïnformeerd over het rechtsmiddel van cassatie.