ECLI:NL:RBROT:2020:5072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596687 / FA RK 20-3492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 15 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) moest beoordelen of er sprake was van onmiddellijk dreigend nadeel voor de betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een psychiater van de instelling waar de betrokkene verblijft. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, onder andere door suïcidaliteit en agressie, en dat de betrokkene niet aan de voorwaarden voldeed voor een nazorgtraject. De rechtbank oordeelde dat de crisismaatregel moest worden voortgezet en verleende een machtiging voor drie weken, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder medicatietoediening en beperking van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt op 25 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596687 / FA RK 20-3492
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 19 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie de Gantel te Sliedrecht,
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 15 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 15 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door A. van Bodegraven, psychiater, van 15 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 M. Kleinjan, psychiater, verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het risico dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven dan wel ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Daarnaast bestaat er het risico dat betrokkene wegens hinderlijk gedrag agressie van anderen jegens zichzelf oproept en bestaat er gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Betrokkene heeft in de afgelopen weken meerdere ernstige suïcidepogingen gedaan. Tijdens de zitting geeft betrokkene aan dat hij absoluut geen einde aan zijn leven wil maken en is hij stellig in de uitspraak dat hij nooit meer een suïcidepoging zal doen. Naar eigen zeggen heeft betrokkene een forse zucht naar middelengebruik en voelt hij zich gedurende de opname zeer onrustig. De psychiater geeft aan dat die onrust komt doordat betrokkene geen middelen gebruikt op het moment. De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van onderhavig verzoek omdat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel daar betrokkene stellig aangeeft geen suïcidepoging meer te zullen ondernemen. De psychiater geeft echter aan dat het recent noodzakelijk is geweest om betrokkene te separeren wegens een agressie incident op de afdeling. Door dit agressie incident is een afspraak met de Intensive Home Treatment (hierna: IHT) die voor betrokkene als nazorg geregeld was, niet door gegaan. Voorwaarden voor IHT zijn de garantie tot veiligheid en het kunnen maken van afspraken met elkaar. Door het huidige toestandsbeeld voldoet betrokkene niet aan deze voorwaarden waardoor het opzetten van een nazorg traject op dit moment niet mogelijk is. De gehele behandeling tijdens opname en het nazorgtraject gaat allemaal in goed overleg met de ouders van betrokkene. Hij is thuis van harte welkom op het moment dat de artsen dit mogelijk achten. Aanstaande vrijdag staat een gesprek gepland om samen met de ouders en behandelaren van betrokkene de mogelijkheden te bekijken hoe er naar ontslag toegewerkt kan worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er nog wel sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat het momenteel te vroeg is om betrokkene naar huis te laten gaan.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van persoonlijkheidsproblematiek en een verslaving in het gebruik van middelen.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van de verzochte vormen van verplichte zorg insluiting en controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen omdat niet voorzienbaar is dat dit nodig zal zijn. De rechtbank gaat daaraan voorbij daar insluiting recent nog noodzakelijk is geweest en betrokkene heeft tijdens de zitting meerdere malen aangegeven een enorme zucht naar middelen te hebben, waardoor controle op de aanwezigheid daarvan eveneens voorzienbaar is.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 juni 2020.
Deze beschikking is op 19 mei 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.