ECLI:NL:RBROT:2020:5037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
10/661264-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met een complexe gedragsproblematiek

Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde. De PIJ-maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 17 april 2018 ter zake van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De termijn van de maatregel was gestart op 4 mei 2018. Op 9 april 2020 heeft het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ingediend, vergezeld van adviezen van de inrichting en deskundigen. Tijdens de zitting op 19 mei 2020 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsvrouw en deskundigen gehoord. De officier van justitie pleitte voor een verlenging van de maatregel met tien maanden, terwijl de veroordeelde en zijn raadsvrouw een verlenging van maximaal zes maanden verzochten, met het oog op het starten van een scholings- en trainingsprogramma.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Ondanks positieve ontwikkelingen in zijn behandeling, zoals deelname aan een stage en het volgen van therapieën, is er nog steeds behoefte aan verdere behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde de verlenging van de maatregel met tien maanden eisen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waardoor de PIJ-maatregel eindigt op 14 maart 2021, behoudens verdere verlenging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661264-17
Datum uitspraak: 19 mei 2020
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) van
[naam veroordeelde](de veroordeelde),
geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres
van Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt: Borgtweg 1, 3202 LJ te Spijkenisse (hierna: de inrichting),
raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

Op 17 april 2018 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast.
De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van poging tot afpersing in vereniging op de openbare weg en poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging op de openbare weg.
De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 4 mei 2018.
Op 9 april 2020 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen. Bij die vordering is gevoegd het advies van de inrichting waar de veroordeelde verblijft, gedateerd 3 april 2020.
Tevens zijn ontvangen het Zevende Perspectiefplan van De Hartelborgt en het advies van T. van Vrijaldenhoven, forensisch orthopedagoog i.o. tot GZ-psycholoog, onder supervisie van M. Bredero, GZ-psycholoog, gedateerd 30 maart 2020, die op het moment waarop zij de adviezen uitbrachten en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verrichtten niet verbonden waren aan de inrichting waarin de veroordeelde verblijft.
Op de zitting van 19 mei 2020 is de vordering achter gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en de deskundige mw. R. Munnik, als gedragsdeskundige verbonden aan de inrichting, zijn gehoord.
Mw. [naam persoon] van Reclassering Nederland is in verband met de uitbraak van het coronavirus telefonisch gehoord.

2..Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met tien maanden.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben verzocht de termijn van de PIJ-maatregel met maximaal zes maanden te verlengen. Het is van belang dat het scholings- en trainingsprogramma (STP) zo snel mogelijk start. Ondanks de coronamaatregelen moet er perspectief ontstaan om de eerdere positieve ontwikkeling van de veroordeelde door te zetten. De veroordeelde stelt zich begeleidbaar en leerbaar op en mevrouw Munnik heeft aangegeven dat zijn behandelingen, te weten PMT en cognitieve gedragstherapie, voortgezet kunnen worden binnen het STP. Daarnaast heeft de veroordeelde aangegeven direct terecht te kunnen bij Zorg, Hoop en Liefde. Nu de insteek is om het STP zes maanden te laten duren, wordt verzocht de termijn van de PIJ-maatregel met maximaal zes maanden te verlengen.

3..Adviezen

3.1.
Advies inrichting
Het advies van 3 april 2020 houdt onder meer het volgende in.
Al sinds jonge leeftijd zijn er zorgen rondom de ontwikkeling van de veroordeelde (onderwijs, omgang met leeftijdsgenoten, problematische thuissituatie en sociaal-emotionele ontwikkeling). Diagnostisch gezien blijkt er een langdurig patroon te bestaan van het zich niet conformeren aan de sociale norm, wat blijkt uit zijn delictgeschiedenis en een nieuwe veroordeling naar aanleiding van geweld gedurende zijn PIJ-maatregel. Daarnaast is er sprake van impulsiviteit, prikkelbaarheid en agressie, evenals gebrekkig berouw. De eerder gestelde ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis is inmiddels uitgegroeid tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Gezien wordt dat de veroordeelde heeft meegewerkt aan de geboden behandelinterventies, ontwikkelprofielen en verlofmomenten. Hierbij stelt hij zich over het algemeen leerbaar en open op. Het eerste jaar van zijn PIJ-maatregel heeft de veroordeelde een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij hij in een gestructureerde omgeving emoties (voornamelijk boosheid en verdriet) beter weet te reguleren. In een voorspelbare omgeving heeft hij zich copingvaardigheden aangeleerd die de-escalerend werken. Gebleken is dat de veroordeelde de controle over emoties kan verliezen in voor hem onvoorspelbare situaties, wat leidt tot agressie. Hieruit blijkt dat de emotieregulatie en agressieregulatie binnen de lopende PIJ-maatregel nog onvoldoende behandeld zijn gebleven. Bij krenking of onbegrip is hij geneigd impulsief te reageren en heeft hij zijn gedrag, met de hiermee gepaard gaande oplopende emoties, niet onder controle. Het is van belang dat de veroordeelde hiervoor behandeld wordt met cognitieve gedragstherapie. Tevens is het van belang dat de veroordeelde beter aan leert voelen waar spanningen vandaan komen en hoe hij deze in, voor hem, risicoverhogende situaties kan reguleren. Hiervoor is psychomotore therapie (PMT) geïndiceerd.
De veroordeelde is in februari 2020 gestart met een stage bij de Trekpleister te Rotterdam, waar hij positief wordt beoordeeld door zijn stagebegeleider. Hij loopt vier dagen in de week stage en gaat een dag in de week naar school. De veroordeelde wordt omschreven als een prettige leerling in de klas. Begin 2020 heeft de veroordeelde, samen met de individuele trajectbegeleider en gedragsdeskundige, meerdere voorzieningen voor begeleid wonen bezocht, waarna hij binnenkort wordt ingeschreven bij de meest passende woonvorm (vooralsnog Zorg, Hoop en Liefde).
Het algemeen recidiverisico wordt ingeschat als matig. Hoewel de veroordeelde zich vooralsnog open heeft gesteld voor behandeling en zich positief heeft ontwikkeld, is hij binnen de PIJ-maatregel gerecidiveerd (mishandeling van een vriendin) tijdens onbegeleid verlof. Het is van belang dat de veroordeelde de nodige behandeling volgt, voordat overgegaan wordt tot de volgende stap in zijn traject. Tegelijkertijd is het van belang dat hem perspectief wordt geboden, zodat motivatie aanwezig blijft. De veroordeelde is bereid zich in te zetten voor behandeling, waarna mogelijk de risico’s verminderen.
Indien de veroordeelde meewerkt aan de aangeboden behandeling, zal hij naar verwachting in september 2020 uitstromen met een STP. De insteek is om het STP zes maanden te laten duren. Opgemerkt dient te worden dat gezien de huidige omstandigheden en maatregelen rondom het coronavirus, het onduidelijk is of bovenstaand traject uitgevoerd kan worden zoals gepland.
Het advies luidt de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met tien maanden.
3.2.
Rapport psycholoog
Het rapport van T. van Vrijaldenhoven, forensisch orthopedagoog i.o. tot GZ-psycholoog, onder supervisie van M. Bredero, GZ-psycholoog houdt onder meer het volgende in.
De veroordeelde heeft in zijn PIJ-behandeling tot dusver gericht aan zijn doelen gewerkt. Sinds de aanvang van zijn PIJ-maatregel heeft de veroordeelde een positieve ontwikkeling laten zien. Hij is zich meer open op gaan stellen, het lukt hem beter om naar zijn handelen te kijken en er is een vermindering in boze uitbarstingen en impulsiviteit.
Wat betreft de behandeling wordt ingeschat dat therapeutische beïnvloedingsmogelijkheden
beperkt zijn, met name doordat de lijdensdruk relatief laag blijkt te zijn.
Op dit moment wordt een combinatie van cognitieve gedragstherapie en PMT wenselijk gevonden. Binnen de cognitieve gedragstherapie kan gefocust worden op het versterken van de copingvaardigheden bij oplopende spanningen (oftewel agressieregulatie). Met PMT kan de veroordeelde signalen van oplopende spanning leren herkennen en kan hij leren deze spanningen op adequate wijze te reguleren.
3.3.
Ter zitting gegeven adviezen
Mevrouw Munnik, als gedragsdeskundige verbonden aan de inrichting, heeft het verlengingsadvies ter zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat de veroordeelde inmiddels is aangemeld voor Zorg, Hoop en Liefde en dat cognitieve gedragstherapie is gestart. PMT is nog niet gestart. De tijd tot september 2020 is nog nodig om een STP-plan in te dienen en alles goed voor te kunnen bereiden.
Mevrouw [naam persoon] van Reclassering Nederland heeft zich ter zitting aangesloten bij het advies van de inrichting.

4..Beoordeling

Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen.
Uit de adviezen en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat een verlenging van de maatregel noodzakelijk is. De veroordeelde heeft de afgelopen periode een positieve groei doorgemaakt en kan naar verwachting in september 2020 starten met een STP-traject, waarbinnen hij kan laten zien dat hij met vrijheden en de daarbij behorende verantwoordelijkheden kan omgaan. De veroordeelde heeft echter ook nog behandeling nodig. De ingezette cognitieve gedragstherapie zal moeten worden voortgezet en met PMT zal moeten worden gestart. Naar de rechtbank is gebleken, is een periode van tien maanden noodzakelijk om dit traject in te zetten en (zo mogelijk) met een positief resultaat te kunnen afronden.
Hierbij geeft de rechtbank aan de hulpverleners van de veroordeelde mee dat het van belang is om zo veel mogelijk te voorkomen dat het traject van de veroordeelde vertraagt door de coronamaatregelen en het uitblijven van verloven vanwege deze maatregelen. Daarnaast dienen de komende maanden gebruikt te worden om zo goed mogelijk duidelijk te krijgen waar de veroordeelde kan gaan verblijven vanuit de Hartelborgt. Uiterlijk in september 2020 dient het STP een aanvang te nemen, waarbij de veroordeelde buiten de Hartelborgt verblijft. De therapieën die de veroordeelde nog moet volgen, te weten PMT en cognitieve gedragstherapie, kunnen geen belemmering vormen voor het aanvangen van het STP, nu ter zitting is gebleken dat deze therapieën ook buiten de Hartelborgt kunnen plaatsvinden.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist de verlenging van de maatregel met tien maanden. De verlenging van de maatregel is tevens in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De verlenging is verder mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande de vordering van de officier van justitie toewijzen.

5..Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met tien maanden, zodat de onvoorwaardelijke maatregel - behoudens verdere verlenging - eindigt op 14 maart 2021
.
Deze beschikking is gegeven door
mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.