ECLI:NL:RBROT:2020:5001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
8238584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor gevolgschade na lekkage in huurwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam. De huurder vorderde herstel van schade aan de woning en vergoeding van geleden schade als gevolg van lekkages die sinds 2015 zouden hebben plaatsgevonden. De huurder stelde dat de verhuurder nalatig was in het verhelpen van de gebreken, terwijl de verhuurder betwistte dat de schade aan haar kon worden toegerekend. De procedure volgde na een dagvaarding in december 2019 en een mondelinge behandeling in februari 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkages zijn ontstaan na het aangaan van de huurovereenkomst, maar dat de verhuurder niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gevolgschade, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat de lekkages het gevolg waren van slecht onderhoud of nalatigheid van de verhuurder. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8238584 \ CV EXPL 19-54425
uitspraak: 12 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger, advocaat te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.F. Dik, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiser] ” en “Woonstad”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:.
  • het exploot van dagvaarding van 13 december 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 22 januari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brieven van de zijde van [eiser] van 31 januari 2020 en 6 februari 2020, met producties;
  • de mondelinge behandeling op 10 februari 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden;
  • de akte van de zijde van Woonstad;
  • de akte van de zijde van [eiser] , met producties.
1.2.
Bij brief van 19 mei 2020 heeft Woonstad bezwaar gemaakt tegen de indiening van producties bij zijn akte door [eiser] en heeft zij verzocht die producties bij de beoordeling buiten beschouwing te laten.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
[eiser] huurt van Woonstad de woning gelegen te Rotterdam aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Op 4 maart 2019 heeft [naam persoon] van de Sociaal Raadslieden van de gemeente Rotterdam namens [eiser] aan Woonstad een e-mail gezonden met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(…) Op 12 december 2018 heeft u dhr. [eiser] een brief gestuurd waarin u vraagt om schriftelijk de volgende gegevens aan te leveren inzake de lekkage in de woning:
  • Oorzaak schade;
  • Overzicht beschadigde inboedel, foto’s;
  • Datum aanschaf inboedel;
  • Waarde aanschaf inboedel;
  • Aankoopbewijzen of bankafschriften inboedel;
(…)
Meneer heeft wel een schatting kunnen geven van de waarde van de inboedel. Meneer heeft wel een oude bon bij de behangzaak kunnen opvragen. Daarnaast is meneer naar dezelfde winkel geweest als waar hij jaren geleden zijn vloer heeft gekocht. Meneer heeft een prijs opvraag gedaan van eenzelfde soort vloer. Hieronder vind u het overzicht:
  • Wasmachine € 550,-
  • Vloer € 472,-
  • Behang € 301,30
  • Bank € 1.025,- (…)”
2.3.
Woonstad heeft hierop per e-mail van 5 maart 2019 als volgt gereageerd:
“(…) Graag wil ik u alsnog verzoeken om voldoende informatie aan te leveren om uw schadeclaim in behandeling te kunnen nemen. De ontstane gevolgschade dient normaliter ingediend te worden bij de inboedelverzekeraar. Indien er een afwijzing is ontvangen van de inboedelverzekeraar ontvangen wij graag de afwijzingsbrief. Wij attenderen u erop dat wij een schadeclaim alleen in behandeling nemen wanneer ons ernstige nalatigheid kan worden verweten. (…)”
2.4.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 13 mei 2019 een e-mail gezonden aan de gemachtigde van Woonstad. Hierbij is aangegeven dat er al jarenlang meldingen bij Woonstad zijn gedaan van vochtoverlast door lekkages, waardoor [eiser] schade heeft geleden. Voorts wordt medegedeeld dat Woonstad verantwoordelijk wordt gehouden voor het wegnemen van de gevolgschade, waaronder het herstellen van de wanden.
2.5.
De gemachtigde van Woonstad heeft per e-mail van 5 juni 2019 gereageerd en - kort gezegd - aangegeven dat de lekkages zijn verholpen, doch dat Woonstad niet gehouden is de gestelde schade aan [eiser] te vergoeden, nu de schade niet aan Woonstad toe te rekenen is.
2.6.
De gemachtigde van Woonstad heeft per e-mail van 13 september 2019 aan de gemachtigde van [eiser] een voorstel gedaan de kwestie in der minne te regelen.
2.7.
Naar aanleiding van een - na dagvaarding gedane - nieuwe melding door [eiser] van lekkage in het gehuurde, heeft Woonstad op 19 februari 2020 een onderzoek in het gehuurde laten uitvoeren om de oorzaak van de lekkage te achterhalen. Er bleek sprake van lekkage van de rookgasafvoer op een andere plek dan tijdens de vorige lekkage. Op 9 maart 2020 is de lekkende rookgasafvoer vervangen, waarvoor een klein deel van de muur in de grote slaapkamer van [eiser] verwijderd diende te worden. Vervolgens is op 23 maart 2020 het gat in de muur weer gedicht.

3..De vordering

3.1.
[eiser] heeft - na eisvermindering - gevorderd bij vonnis, uitvoer bij voorraad, Woonstad te veroordelen tot:
I. herstel van alle vloeren en wanden in het gehuurde, door het herstellen en opnieuw verven c.q. behangen van deze vloeren en wanden, als gevolg van lekkages noodzakelijk, binnen een maand na het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag;
II. vergoeding van de geleden schade ad € 2.348,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding.
Voorts verzoekt [eiser] Woonstad in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat er sinds 2015 sprake is van vochtoverlast door diverse lekkages. Woonstad heeft in de loop der jaren diverse herstelwerkzaamheden verricht, doch deze lijken niet afdoende te zijn geweest. De door de lekkages ontstane schade aan wanden en vloeren moet nog door Woonstad gerepareerd worden. [eiser] heeft bovendien - naast de wanden en vloeren - door de lekkages schade geleden aan de wasmachine en de bank, welke schade door Woonstad vergoed dient te worden.
3.3.
Woonstad heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Woonstad heeft steeds adequaat op de meldingen van [eiser] gereageerd. Over de periode van 2015 tot 2019 is sprake geweest van een drietal lekkages met diverse oorzaken. Deze zijn allemaal hersteld. De vordering van [eiser] is voorts niet duidelijk. Zo is niet duidelijk wat [eiser] verstaat onder ‘herstel van wanden en vloeren’ en welke wanden er beschadigd zouden zijn. Woonstad is bovendien slechts gehouden schade in het gehuurde te herstellen c.q. vergoeden als deze het gevolg is van een aan Woonstad toe te rekenen gebrek. Daarvan is geen sprake. Woonstad is haar verplichtingen nagekomen en heeft de gebreken hersteld, zodat het aan [eiser] is de wanden opnieuw te verven c.q. behangen. Woonstad betwist voorts dat er sprake is van een gebrek aan de (onder)vloeren. [eiser] heeft zijn schade ten aanzien van de wasmachine, de vloer, het behang en de bank onvoldoende onderbouwd.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, zal - voor zover relevant - hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat er sinds 2015 voortdurend sprake was van lekkages in het gehuurde, welke door Woonstad telkens niet afdoende zijn hersteld. Woonstad heeft dat betwist en gesteld dat er in de periode 2015 tot 2019 slechts sprake is geweest van een drietal lekkages met verschillende oorzaken, doch dat deze telkens adequaat door Woonstad zijn hersteld. Nu [eiser] zijn stelling niet met bewijsstukken heeft onderbouwd - terwijl dat wel op zijn weg had gelegen -, zal er van worden uitgegaan dat er sinds 2015 slechts sprake is geweest van een drietal lekkages. Tussen partijen staat evenwel niet ter discussie dat er thans, na de herstelwerkzaamheden op 9 en 23 maart 2020, geen sprake meer is van lekkage dan wel enig ander gebrek in het gehuurde.
4.2.
Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of Woonstad aansprakelijk gehouden kan worden voor eventuele door de gebreken ontstane schade aan de wanden en vloeren. Ten bewijze van zijn stelling dat er sprake is van schade heeft [eiser] foto’s van het gehuurde in het geding gebracht, waarop enkele vochtplekken op wanden en op de vloer zichtbaar lijken te zijn. Uit de foto’s - die overigens niet uitblinken in duidelijkheid - blijkt niet dat er schade is aan ‘alle wanden en vloeren’, waarvan bij dagvaarding herstel wordt gevorderd, doch dat het slechts enkele wanden en vloeren betreft. Ter mondelinge behandeling heeft [eiser] zelfs verklaard dat het slechts twee kamers betreft. Hoewel er derhalve enige schade zichtbaar lijkt in het gehuurde, heeft [eiser] verzuimd de omvang daarvan volledig inzichtelijk te maken. De door [eiser] bij zijn laatste akte overgelegde producties worden in dit kader - alsook in de verdere beoordeling - buiten beschouwing gelaten, nu partijen enkel in de gelegenheid waren gesteld om zich uit te laten over de stand van zaken en gelet op het bezwaar van Woonstad tegen indiening van de producties. Voor zover er sprake is van schade aan de wanden en vloeren als gevolg van het gebrek, overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat herstel van door een gebrek ontstane schade niet valt onder de herstelverplichting van artikel 7:206 BW, welke verplichting slechts ziet op herstel van het gebrek zelf. De door het gebrek ontstane schade wordt bestreken door artikel 7:208 BW. Op grond van artikel 7:208 BW is de verhuurder voor een door een gebrek veroorzaakte schade aansprakelijk, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had.
4.4.
Niet in geschil is dat de lekkages zijn ontstaan na het aangaan van de huurovereenkomst. Dit betekent dat Woonstad op grond van artikel 7:208 BW alleen dan aansprakelijk is voor de schade, die is ontstaan als gevolg van de lekkages, indien de lekkages aan Woonstad kunnen worden toegerekend. Naar het oordeel van de kantonrechter is van deze situatie geen sprake. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.5.
Voor aansprakelijkheid van Woonstad voor de schade als gevolg van het gebrek zal sprake moeten zijn van enige verwijtbaarheid met betrekking tot het intreden van het gebrek (bijvoorbeeld verwaarlozing van het onderhoud) of ten aanzien van het verhelpen daarvan (bijvoorbeeld ondeugdelijke reparatie). [eiser] heeft hiertoe onvoldoende gesteld en onderbouwd. Niet gebleken is dat de lekkages het gevolg zijn van slecht onderhoud door Woonstad dan wel dat Woonstad op enige andere wijze schuld heeft aan het ontstaan van de lekkages. Voorts is niet gebleken dat Woonstad heeft verzuimd de gebreken te verhelpen. Sterker nog, [eiser] erkent dat Woonstad steeds actie heeft ondernomen naar aanleiding van de meldingen. In dit kader heeft [eiser] slechts gesteld ‘dat hij sterk het idee heeft gekregen’ dat de door Woonstad verrichte herstelwerkzaamheden niet ‘afdoende’ waren. Dat de herstelwerkzaamheden daadwerkelijk niet afdoende waren, heeft [eiser] niet onderbouwd. Het enkele feit dat er sinds 2015 sprake is geweest van een drietal lekkages, impliceert niet dat de herstelwerkzaamheden onvoldoende of ondeugdelijk zijn uitgevoerd, temeer daar door Woonstad onweersproken is gesteld dat de drie lekkages alle een verschillende oorzaak hadden en er zodoende geen sprake was van een zelfde, terugkerende lekkage. [eiser] heeft verder geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat Woonstad een duidelijk verwijt ter zake kan worden gemaakt. Van enige verwijtbaarheid ten aanzien van het verhelpen van de gebreken lijkt dan ook geen sprake te zijn. Dit betekent dat de gebreken niet aan Woonstad kunnen worden toegerekend, zodat Woonstad op grond van artikel 7:208 BW niet aansprakelijk is voor de gevolgschade van [eiser] .
4.6.
Nu Woonstad niet aansprakelijk is voor de gevolgschade van [eiser] , bestaat er geen aanleiding Woonstad te veroordelen tot vergoeding van de door de lekkage ontstane schade.
4.7.
De gevorderde vergoeding van geleden schade van € 2.348,30 ziet op gevolgschade en komt eveneens niet voor toewijzing in aanmerking, nu Woonstad zoals eerder overwogen niet aansprakelijk is voor de gevolgschade van [eiser] .
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] verwezen te worden in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Woonstad worden begroot op een bedrag van
€ 450,00 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt á € 180,00).

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 450,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487