In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam. De huurder vorderde herstel van schade aan de woning en vergoeding van geleden schade als gevolg van lekkages die sinds 2015 zouden hebben plaatsgevonden. De huurder stelde dat de verhuurder nalatig was in het verhelpen van de gebreken, terwijl de verhuurder betwistte dat de schade aan haar kon worden toegerekend. De procedure volgde na een dagvaarding in december 2019 en een mondelinge behandeling in februari 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lekkages zijn ontstaan na het aangaan van de huurovereenkomst, maar dat de verhuurder niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gevolgschade, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat de lekkages het gevolg waren van slecht onderhoud of nalatigheid van de verhuurder. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.