ECLI:NL:RBROT:2020:5000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
ROT 20/2063
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake schorsing WIA-uitkering en toeslag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens WIA-uitkering en toeslag door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn geschorst. Het bestreden besluit, dat op 13 maart 2020 is genomen, houdt in dat de uitbetaling van de uitkering en toeslag met ingang van 1 april 2020 is stopgezet. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij het spoedeisend belang heeft toegelicht. Tijdens de zitting, die vanwege de coronamaatregelen telefonisch heeft plaatsgevonden, is verzoekster gehoord, evenals haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster, ondanks dat zij geen concrete gegevens heeft over haar financiële situatie, het voordeel van de twijfel krijgt met betrekking tot het spoedeisend belang, gezien haar rol als kostwinner en de aanwezigheid van kinderen. De rechter heeft echter ook vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek dat door verweerder is ingesteld, wat een voorwaarde is voor het behoud van de uitkering. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van mr. H. de Vries, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2063
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S. Karkache,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam verweerder] .

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de uitbetaling van verzoeksters uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de uitbetaling van de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) met ingang van
1 april 2020 geschorst.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vanwege de omstandigheden rond het Coronavirus is er geen fysieke zitting gehouden bij de rechtbank. Partijen zijn op 4 juni 2020 via skype/telefonisch gehoord. Hierbij zijn gehoord verzoekster en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Verzoekster ontving een Wet WIA-uitkering en toeslag. Op 17 januari 2020 is er een re integratieplan voor verzoekster opgesteld. Verzoekster is op 30 januari 2020 uitgenodigd door het re-integratiebedrijf. Verzoekster is niet verschenen. Verweerder heeft navraag gedaan naar de reden daarvan. Uit een gespreksnotitie blijkt dat verzoekster heeft aangegeven dat zij niet meer hoefde te komen van haar advocaat en omdat er een bezwaarprocedure loopt. Verzoekster is vervolgens ook niet verschenen op een spreekuur van de arbeidsdeskundige op 11 maart 2020, waar zij voor was uitgenodigd bij brief van
26 februari 2020. Op 21 en 30 april 2020 was verzoekster niet bereikbaar voor het Werkbedrijf. Voor de telefonische afspraak op 21 april 2020 is een sms-bericht aan verzoekster gestuurd. Bij brief van 21 april 2020 is aan verzoekster gemeld dat zij op
30 april 2020 tussen 09.00 en 10.00 uur zou worden gebeld. Verzoekster was wederom niet te bereiken. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen
2. Verzoekster stelt dat zij afspraken heeft afgemeld. Verder is tijdens de telefonische zitting gesteld dat verzoekster sms-berichten niet zou hebben ontvangen en dat zij zeker wel bereid is om naar afspraken te komen. Verzoekster neemt alleen geen telefoontjes met een anoniem nummer op.
3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
4. Het spoedeisend belang heeft verzoekster ter zitting toegelicht in de zin dat zij de enige is met inkomen (te weten haar uitkering). Haar echtgenoot is nog bezig met het verkrijgen van een verblijfsstatus en mag geen werkzaamheden verrichten. Verzoekster heeft geen concrete en verifieerbare gegevens ten aanzien van het spoedeisend belang overgelegd, zoals betalingsachterstanden of inzicht in haar banktegoeden, maar, gelet op het gegeven dat verzoekster kostwinner is geeft de voorzieningenrechter verzoekster, mede gelet op het feit dat er ook nog kinderen in het spel zijn, wat de spoedeisendheid betreft het voordeel van de twijfel en zal de zaak inhoudelijk beoordelen.
5. In geschil is of verweerder, met toepassing van artikel 67, tweede lid, aanhef en onder c. van de Wet WIA, de betaling van de Wet WIA-uitkering en van de toeslag van verzoekster met ingang van 1 april 2020 terecht heeft geschorst wegens een gegrond vermoeden dat zij onvoldoende meewerkt aan een onderzoek, zoals zij dat verplicht is op grond van artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet WIA. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder, om de volgende redenen.
5.1.
Verzoekster wist dat zij op gesprek moest komen bij de arbeidsdeskundige en/of dat het werkbedrijf contact met haar zocht. Zij heeft afspraken afgezegd, zo stelt zij. Dan moet zij op de hoogte geweest zijn van in ieder geval de afspraken van 30 januari 2020 en
11 maart 2020. Een geldige reden om niet te verschijnen is niet gebleken, anders dan dat verzoekster is afgegaan op haar advocaat, die heeft aangegeven dat meewerken niet hoeft zolang er een bezwaarprocedure loopt (wat echter de verplichting om aan onderzoek mee te werken niet schorst) en dat zij zelf van mening is vanwege haar psychische gesteldheid niet geschikt te zijn voor re-integratie (overigens zonder dat medische verklaringen zijn ingeleverd waaruit dat zou kunnen blijken).
5.2.
Tijdens de telefonische zitting is naar voren gekomen dat verzoekster bereid is om naar afspraken te komen en dat het misschien wenselijk is dat de gemachtigde van verzoekster als tussenpersoon fungeert en dat bijvoorbeeld de uitnodigingen tevens naar hem worden verstuurd zodat hij verzoekster erop kan wijzen.
6. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is gedaan op 9 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.