ECLI:NL:RBROT:2020:5000
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake schorsing WIA-uitkering en toeslag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens WIA-uitkering en toeslag door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn geschorst. Het bestreden besluit, dat op 13 maart 2020 is genomen, houdt in dat de uitbetaling van de uitkering en toeslag met ingang van 1 april 2020 is stopgezet. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij het spoedeisend belang heeft toegelicht. Tijdens de zitting, die vanwege de coronamaatregelen telefonisch heeft plaatsgevonden, is verzoekster gehoord, evenals haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster, ondanks dat zij geen concrete gegevens heeft over haar financiële situatie, het voordeel van de twijfel krijgt met betrekking tot het spoedeisend belang, gezien haar rol als kostwinner en de aanwezigheid van kinderen. De rechter heeft echter ook vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek dat door verweerder is ingesteld, wat een voorwaarde is voor het behoud van de uitkering. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van mr. H. de Vries, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.