ECLI:NL:RBROT:2020:4940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596981 / FA RK 20-3620
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die lijdt aan een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. De officier van justitie had op 25 mei 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 22 mei 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een psychiater van de Parnassia Groep. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een crisismachtiging was voldaan, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis. Dit gedrag omvatte onder andere dreigingen van geweld en ernstige verwaarlozing van zijn gezondheid. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.

De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met de noodzaak van verplichte zorg, waaronder het toedienen van voeding, medicatie en medische controles. De rechtbank achtte de voorgestelde zorg evenredig en effectief, ondanks het verzet van de betrokkene tegen deze zorg. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt op 4 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596981 / FA RK 20-3620
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres berokkene] , [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Nieuwe Binnenweg te Rotterdam,
advocaat mr. I. Saey te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 22 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 22 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. C. van Tuijl , psychiater, van 22 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater] , psychiater, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet telefonisch ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Betrokkene is klinisch opgenomen met een paranoïd psychotisch toestandsbeeld. Betrokkene vertoonde paranoïde, geagiteerd en onrustig gedrag in de thuissituatie. Betrokkene heeft gedreigd zijn echtgenote van het balkon te gooien en hij is verbaal en fysiek agressief. Betrokkene eet minimaal waardoor er gevaar op ondervoeding dreigt. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van somatische klachten, die door de gevolgen van het toestandsbeeld kunnen verergeren. Zo kampt betrokkene met een gedeeltelijk werkende nier en gebruikt hij medicatie voor een doorgemaakt hartinfarct. Het steunsysteem is uitgeput en betrokkene wil geen opname en behandeling. Voortzetting van de maatregel is noodzakelijk.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht;
 het toedienen van voeding;
 het toedienen van medicatie;
 het verrichten van medische controles;
 het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke middelen;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 juni 2020.
Deze beschikking is op 26 mei 2020 mondeling gegeven door mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 4 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.