4.1.1.Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, aangezien het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt. Daarnaast is aangevoerd dat op basis van de aan de verdachte toegeschreven gedragingen geen sprake kan zijn van medeplegen, maar hooguit van medeplichtigheid aan poging tot moord.
De koppeling die in het dossier wordt gemaakt waarbij de verdachte wordt aangemerkt als gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres 1] kan niet worden bewezen. Het is algemeen bekend dat PGP telefoons in het criminele milieu regelmatig worden uitgeleend en door verschillende personen worden gebruikt. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van het betreffende e-mailadres op het moment van de berichtenwisseling op 16 en 17 april 2016 rondom de schietpartij. Dat het e-mailadres als “ [bijnaam 1] ” is opgeslagen in onder meer het toestel dat wordt toegeschreven aan aangever [naam slachtoffer] doet daar niet aan af. Uit het dossier volgt immers dat in de politiesystemen meerdere personen met de bijnaam ‘ [bijnaam 2] ’ voorkomen. De verklaringen van [naam slachtoffer] met betrekking tot de PGP contacten die hij met ‘ [bijnaam 2] ’ gehad zou hebben, zijn onvoldoende betrouwbaar om aan het bewijs van betrokkenheid van de verdachte te kunnen bijdragen. Ook de omstandigheid dat via het e-mailadres [e-mailadres 1] op 16 april 2016 een bericht is verstuurd waarin de verzender opmerkt dat hij over ‘anderhalve week’ jarig is, is onvoldoende om de verdachte aan dit e-mailadres te kunnen koppelen. De verdachte is weliswaar jarig op 27 april, maar anderhalve week is een term die breed kan worden geïnterpreteerd en kan niet worden gebruikt ter bepaling van een exacte datum. Bovendien zijn er in Nederland ruim 42.500 mensen jarig op 27 april.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van betrokkenheid van de verdachte, dan kan het bestanddeel medeplegen bij het primair tenlastegelegde niet worden bewezen. De rol van de verdachte zou immers hebben bestaan uit het verschaffen van inlichtingen, en dan is er sprake van medeplichtigheid.
4.1.2.Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat aangever [naam slachtoffer] in de vroege ochtend van 17 april 2016, omstreeks 6:23 uur, direct voor zijn woning aan de [adres delict] te Rotterdam is beschoten. Door aangever en door diverse getuigen is verklaard dat er twee mannen zijn gezien op een scooter, waarbij de passagier een vuurwapen had waarmee hij van korte afstand meerdere keren op aangever heeft geschoten. Aangever is vervolgens weggerend, waarna de passagier achter hem aan rende en nogmaals meerdere schoten loste. Aangever wist uiteindelijk te ontkomen en heeft geen verwondingen opgelopen. Aangever was eerder die nacht met onder meer zijn broer, een neef en de verdachte in club Vie in Rotterdam geweest en daarna nog in club De Luxe, voorheen genaamd Sahara. Het dossier bevat geen getuigenverklaringen op basis waarvan de schutter en/of de bestuurder van de scooter konden worden geïdentificeerd. Ook de bewuste scooter kon niet worden getraceerd.
In een kozijn van een portiekdeur van de woning van de aangever is een kogel aangetroffen. De kogel bleek een kaliber van ongeveer 9 millimeter te hebben. De kogel is onderzocht door het NFI, waar werd geconcludeerd dat deze vermoedelijk is verschoten met een (semi)-automatisch pistool van het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum, met een aangepaste loop.
In een ander opsporingsonderzoek door de Landelijke Eenheid van de politie (26Sassenheim) zijn in de loop van 2017 PGP-berichten beschikbaar gekomen die gelet op hun inhoud volgens de politie gerelateerd kunnen worden aan de schietpartij op 17 april 2016. In deze berichten komen drie relevante e-mailadressen naar voren:
- [e-mailadres 2]
- [e-mailadres 1]
- [e-mailadres 3]
De gebruikers van deze e-mailadressen zullen in dit vonnis kortheidshalve “ [naam 1] ”, “ [naam 2] ” en “ [naam 3] ” worden genoemd. De rechtbank zal eerst beoordelen of de inhoud van de PGP berichten betrekking heeft op de schietpartij van 17 april 2016. De rechtbank zal daarna beoordelen of genoemde e-mailadressen, voor zover hier van belang, aan bepaalde personen kunnen worden gekoppeld.
Inhoud van de PGP-berichten
Op 16 april 2016 om 23:21 uur vroeg [naam 1] aan [naam 2] of hij die avond nog uit zou gaan. Toen [naam 2] daar bevestigend op reageerde, vroeg [naam 1] of hij zijn ogen wilde zijn en kon kijken of hij “die motherfucker” nog ergens zou zien. [naam 2] reageerde daarop met de mededeling: “ai is cool zeker ik ga hem straks appen”, waarna [naam 1] antwoordde: “juist we staan klaar dan”. In de berichtenwisseling is te zien dat [naam 3] toevallig op hetzelfde moment ook een bericht stuurde aan [naam 2] met de vraag wat hij aan het doen was. Hierna stuurde [naam 2] direct een bericht naar [naam 1] met de tekst: “hij mailt me toevallig uit zichzelf”. Hierop reageerde [naam 1] met: “ok alsteblieft gaat me hem maar breng em zelf niet [naam 4] . We got this ik ben al in de buurt”.
Op 17 april 2016 om 1:29 uur stuurde [naam 2] het volgende bericht naar [naam 1] : “we zijn al vie ze brada en ze niffo ook”. Gedurende de nacht hield [naam 2] [naam 1] op de hoogte van waar hij was, en dat “ze gingen afterren bij shara die tot 6 uur open is”. De rechtbank begrijpt dat hiermee wordt bedoeld club De Luxe, voorheen genaamd Sahara. Om 2:15 uur stuurde [naam 1] een bericht naar [naam 2] met als inhoud: “ok we gaan daar staan rond 5 uur zo wie is bob?”. [naam 2] antwoordde daarop “hij zelf”.
Om 3:10 uur stuurde [naam 1] een bericht naar [naam 2] met de vraag “hoe is het daar”. [naam 2] reageerde daarop met “Gezellig maar voor. Iemand heeft het geen goede einde hahahahah”. Om 4:38 uur stuurde [naam 2] een bericht naar [naam 1] “Sahra nu”. Om 5.37 uur stuurde [naam 2] een bericht naar [naam 1] : “over 20 min vertrek iedereen naar [naam 4] ”, waar als reactie op kwam: “ok ben daar”. Om 5:53 uur stuurde [naam 2] een bericht aan [naam 1] : “Hij rijd nu weg naar [naam 4] ik ben weg”.
Om 6:24 uur stuurde [naam 3] een bericht naar [naam 2] met de mededeling dat op hem was geschoten. [naam 2] stuurde een bericht terug dat hij niet kon reageren omdat zijn beeldscherm net kapot was gegaan. Om 6:28 uur reageerde [naam 3] daarop met: “ik ben beschote magazijn leeg op mij geen probleem”.
Om 6:39 uur stuurde [naam 1] een bericht naar [naam 2] met als inhoud “hij is geflamt alleen maar twee keer wapens jammde allebei” en om 6:45 uur “hij is denk ik 2 keer geraakt denk dat ie gaat overleve man we’ll bovenlichaam”. Hierop reageerde [naam 2] “hij mailt me net faka ik word beschoten”. [naam 1] stuurde om 6:48 uur nog een bericht naar [naam 2] “ongelooflijk die glock is troep man”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze berichtenwisseling niet anders worden geconcludeerd dan dat [naam 1] betrokken was bij de schietpartij op 17 april 2016 en dat [naam 2] daarbij behulpzaam is geweest door inlichtingen te verschaffen over waar het slachtoffer [naam 3] zich die bewuste avond bevond en wanneer het slachtoffer thuis zou komen.
Identificatie van de PGP-gebruikers
De rechtbank is van oordeel dat het e-mailadres [e-mailadres 1] moet worden toegeschreven aan de verdachte, het e-mailadres [e-mailadres 2] aan medeverdachte [naam medeverdachte] en het e-mailadres [e-mailadres 3] aan de aangever [naam slachtoffer] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit onderzoek in de aangetroffen e-mailberichten bleek de gebruiker van het e-mailadres
[e-mailadres 1] bij andere personen opgeslagen te staan als: [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] , [bijnaam 5] en [bijnaam 6] . In de telefoon van de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres 3] stond het e-mailadres [e-mailadres 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 1] ’. In de politiesystemen zijn van de verdachte de bijnamen ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’ bekend. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij weleens ‘ [bijnaam 2] ’ wordt genoemd. Op 16 april 2016 wordt door [naam 2] een bericht verstuurd met de inhoud “ben over anderhalve week jarig dan wil ik jou erbij hebben he”. De verdachte is jarig op 27 april, dus anderhalve week na het versturen van het bericht.
De aangever heeft verklaard op de avond voor het schietincident via een PGP telefoon contact te hebben gehad met de verdachte. De aangever heeft de verdachte opgehaald en is onder andere met zijn broer, neef en verdachte uitgegaan. Dit strookt met de PGP berichten waaruit volgt dat [naam 2] met de broer en de neef van [naam 3] uit was. Ook komen de doorgegeven locaties overeen met de uitgaansgelegenheden die de aangever en de verdachte die nacht samen hebben bezocht. Verder heeft de aangever verklaard dat hij na de schietpartij een PGP bericht heeft gestuurd naar ‘ [bijnaam 2] ’ met de mededeling dat er op hem geschoten was. ‘ [bijnaam 2] ’ heeft hem toen een bericht gestuurd dat zijn PGP het niet deed omdat zijn beeldscherm kapot was. Deze verklaring sluit aan bij de berichtenwisseling die heeft plaatsgevonden op 17 april 2016 tussen [naam 3] en [naam 2] . Ook heeft de aangever verklaard dat hij maar één persoon met de naam ‘ [bijnaam 2] ’ kent. Dat is de verdachte. Het samenspel van de gebeurtenissen in de nacht van 16 op 17 april 2016 en de inhoud van de door [naam 2] ontvangen berichten, laten geen andere conclusie toe dan dat de verdachte die nacht de gebruiker was van het e-mailadres [e-mailadres 1] en dat de aangever de gebruiker was van het e-mailadres [e-mailadres 3] .
Op 16 juni 2016 werd de medeverdachte [naam medeverdachte] voor een ander strafbaar feit aangehouden. Bij hem werd een telefoon van het merk Blackberry aangetroffen met Imeinummer [imeinummer] . Aan deze telefoon bleek het e-mailadres [e-mailadres 2] gekoppeld te zijn. De rechtbank gaat er aldus van uit dat [naam medeverdachte] in de nacht van 16 op 17 april 2016 contact heeft gehad met de verdachte.
Door de raadsman is aangevoerd dat algemeen bekend is dat PGP telefoons binnen het criminele milieu onderling worden uitgewisseld en gebruikt. Dat hiervan bij de besproken PGP-berichten sprake zou zijn geweest blijkt echter op geen enkele wijze uit het dossier en is niet concreet gemaakt dan wel anderszins nader onderbouwd. Bovendien is het op basis van de inhoud van en samenhang tussen de uitgewisselde PGP berichten juist niet aannemelijk dat de PGP telefoon [e-mailadres 1] die nacht van gebruiker is gewisseld. Het bericht van de gebruiker dat hij over anderhalve week jarig is, vormt weliswaar geen rechtstreeks bewijs voor betrokkenheid van de verdachte, maar ondersteunt de door de rechtbank getrokken conclusie. Bovendien worden de berichten steeds plompverloren aangevangen zonder enige vorm van identificatie. Nergens wordt duidelijk hoe je wist met welke persoon je te maken had. Het verweer is derhalve niet aannemelijk en wordt dus verworpen.
Medeplichtigheid
Het is niet gebleken dat de rol van de verdachte bij de schietpartij groter is geweest dan het verschaffen van inlichtingen over de verblijfplaats van de aangever aan de medeverdachte [naam medeverdachte] . Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken. De verdachte moet zich er van bewust zijn geweest dat de medeverdachte [naam medeverdachte] de door hem geleverde informatie zou gebruiken bij een poging tot moord. Zo hebben de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] in de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde contact gehad over het leveren van een Glock, heeft de medeverdachte [naam medeverdachte] de verdachte gewaarschuwd de aangever niet zelf thuis te brengen en heeft de verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte] gemaild dat het avondje uit voor een van de aanwezigen geen goed einde zou hebben. Zoals hem subsidiair is ten laste gelegd acht de rechtbank bewezen dat de verdachte door het verschaffen van inlichtingen behulpzaam is geweest bij de poging tot moord op aangever [naam slachtoffer] .